Noem dit een flink uitgesponnen verhaal of een korte
roman, het doet er niet toe. Het krachtvolle relaas wordt opgebouwd rond de enigszins
complexe figuur van Edgar Wilson, die al twee jaar actief is op een slachterij
in het Braziliaanse binnenland, een plek en een job grotendeels vervreemd van god
en gebod. Voordien was hij aan het werk in een steenkoolmijn. De duisternis die
daar heerste, bleef hem altijd bij en heeft zich geënt op zijn huidige bestaan,
dat hij als compleet vergooid beschouwt. Reden daarvoor is zijn werkopdracht :
hij is met name de ‘verdover’ van het slachthuis, de man die het vee voor de
slacht moet bedwelmen. Hij voelt zich daar niet echt goed bij. Zo antwoordt hij
‘ja’, wanneer een studente hem vraagt of hij zichzelf als moordenaar ziet.
Maar al weet
Edgar zich op een of andere manier verdoemd, zijn optreden verraadt dat hij
niet de bruut pur et simple is waar
hij aanvankelijk op lijkt. Vóór hij de koeien de fatale klap geeft kijkt hij
haast filosofisch elk van zijn ‘slachtoffers’ in de peilloze donkere ogen, ‘piekerend
of er niet een manier zou zijn om hun geheim te ontsluieren’. In die ogen ziet
hij zijn eigen spiegelbeeld van mens. Zijn medematen mogen dan al afstand
nemen, zeggende ‘het zijn maar dieren, wij mogen bepalen wat ermee gebeurt’, in
het hoofd van Edgar dienen zich almaar meer vragen aan over het dagelijkse
bloedvergieten, over leven, dood, en zelfbeschikking. Het zijn uiteindelijk de
koeien zelf die daarop een antwoord geven. Misschien tonen zij daarmee aan,
aldus de opstellers van het korte nawoord, dat zij meer mens zijn dan wij.
Het is
ontegensprekelijk de bedoeling van Ana
Paula Maia om de onzekerheid inzake de relatie tussen mens en dier waar
Edgar zich het hoofd over breekt, over te dragen op de lezer. Het adagium ‘de
mens is zoveel beter, zoveel beschaafder’, wordt hier aan flarden geschreven.
Het bloederige bedrijf van een slachterij en de ruige omgeving tonen het tegendeel.
Maar de massa die daar ter wille van haar dagelijkse vleesportie de ogen voor
sluit evenzeer. Of zoals het verhaal eindigt: ‘Iedereen heeft bloed aan zijn
handen, wie doodt en wie eet. Niemand gaat vrijuit’.
Dit
confronterende verhaal toont op zijn minst aan dat er tussen mens en dier ‘iets
niet in balans is’. Het brengt geen vlammend betoog, maar reflecteert enkel de
onmachtige zoektocht van Edgar naar helderheid in een door de mens gedomineerde
kosmos. Ana Paula Maia werpt ons haar vragen voor de voeten met behulp van de
weliswaar ruwe maar altijd rustige en bedaarde figuur van Edgar. Zij verliest
zich niet in overbodige details, maar beperkt zich tot snapshots, momentopnames
als het ware. Haar hele verhaal voert ze op in de tegenwoordige tijd, wat m.i.
de kracht ervan nog aanzienlijk versterkt. Een boek dat aanspreekt, dat is nog
het minste wat je erover kan zeggen.
Ana Paula Maia: De ziel in het bloed, Zirimiri Press, 2019, 123 p. ISBN 9789490042165.
Vertaling van De gados e homens door Maartje De Kort. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan