In
Jimmy’s notes, de debuutroman van Etienne Van den Steen, krijgt de lezer
het levensrelaas, of althans een deel ervan, van de Blankenbergse jongen
Florimont Waeghe (alias Flortje van Slekkes, want in het vissersmilieu wordt
niemand aangesproken met zijn eigen naam) tussen 1925 – hij is vier dan – en
1945, wanneer der Tweede Wereldoorlog is afgelopen.
Rode draad is de liefde van Flor voor de muziek. Niet
toevallig opent de roman in het jaar 1925, als hij in een plaatselijke winkel
betoverd raakt door de schoonheid van een speelgoedaccordeon. Al evenmin
toevallig is het gegeven dat net op dat moment een zekere meneer Retsing hem te
hulp schiet. Naar het waarom heeft de lezer dan nog het raden, pas zo’n
tweehonderd pagina’s verder zal een en ander ook echt duidelijk worden. Dan ook
zal Flor zijn naam veranderen in Jimmy.
Etienne Van den Steen tekent in een vaak overtrokken taal
de sfeer in Blankenberge tijdens het interbellum: aan de ene kant de armoedige
omstandigheden waarin het vissersvolk moet overleven, daarnaast de rijke
families die van overal te lande komen toegestroomd om op de zeedijk en in de
luxehotels te pronken. Fotomateriaal uit die tijd moet alles mee helpen
verduidelijken. Flor, die als ik-verteller optreedt, leert gaandeweg inzien dat
veel verkeerd loopt.
Thuis kan hij op weinig begrip
rekenen. Zijn vader komt nog maar zelden thuis en als hij dan toch eens
binnenvalt, is hij meestal dronken. In Flor groeit langzamerhand het verzet:
hij wil niet mee naar zee en hij droomt zich meer en meer een andere wereld in
en door de muziek. Vooral de jazz, met zijn vrije associaties, spreekt hem aan.
In zijn groei naar volwassenheid speelt het joodse meisje Esther een cruciale
rol. De oorlogsomstandigheden én het feit dat zijn vader gaat collaboreren met
de nazi’s, maakt dat zij voor Flor onbereikbaar zal blijven, in zoverre zelfs
dat hij zich aan het slot afvraagt: ‘Zou zij wel ooit bestaan hebben? […]
Misschien was zij niets meer dan een droom.’
Jimmy’s notes bevat in wezen de kiemen van wat een sterke roman had
kunnen worden. De pagina’s bv. die gewijd zijn aan het verblijf van de
hoofdfiguur in een werkkamp in Wilna (het huidige Vilnius) weten echt te
overtuigen in en door de beklijvende beschrijving van het leed en de
vernederingen die Vlaamse jongens er moeten ondergaan. In de manier echter waarop
het vissersmilieu wordt getekend, laat Van den Steen de lezer op zijn honger.
Wat indertijd Jozef Vantorre deed met zijn roman De Kavijaks (Van Halewyck 2007), wordt hier nog eens dunnetjes
overgedaan. Een term uit de visserijwereld hier, een dialectwoord daar volstaan
niet om die wereld tot leven te wekken.
Bovendien, en vooral: deze roman had een strenge
redactionele hand kunnen verdragen. Her en der staan spellingfouten, Van den
Steen maakt al te barokke zinswendingen (‘wanordelijke gedachten die als
losgeslagen kometen door het luchtruim van mijn brein schoten’, met deze
variatie ruim honderd pagina’s verder: ‘vragen die als vuurwerkpijlen doorheen
mijn bevroren luchtruim schoten’), en enkele keren schrijft hij ook gedachten toe
aan de ik die moeilijk of niet te stroomlijnen zijn met diens leeftijd. Zeven
is de jongen bv. wanneer hij voor de piano gaat zitten in een verlaten schoollokaal:
‘ten slotte viel mijn blik op haar klavier, dat geopenbaard lag als een mooie,
sensuele, naakte vrouw.’
Etienne Van den Steen: Jimmy’s notes, De Vries-Brouwers, Antwerpen
2019, 338 p. ISBN 9789059276291
deze pagina printen of opslaan