Peter Verhelst heeft, na de verzamelbundel Koor, duidelijk een nieuw poëtisch
elan gevonden. Zon vormt de oogst van
de afgelopen jaren en het is opnieuw zowel kwalitatief als kwantitatief een
imposante bundel. Naar gewoonte zijn de gedichten ondergebracht in een aantal
reeksen en afdelingen, voorzien van titels en motto’s. In vrijwel alle gevallen
wordt daarbij melding gemaakt van een ‘zon’. Het lijkt erop dat Verhelst als
dichter een soort van stralenkrans rond zijn zon heeft willen maken, een palet
van gedichten en stemmingen die cirkelen rond de zon, als een ondefinieerbaar
magisch element. De zon verschijnt daarbij afwisselend als een chemische
constellatie, een natuurelement, een poëtisch symbool, een psychologisch
gegeven (de zwarte zon is van oudsher een beeld voor de melancholie), een
belangrijke mythologische godheid… Al die elementen worden met elkaar
versmolten op de heel eigen wijze die Verhelst oeuvre al van bij het prille
begin kenmerkt.
In de gedichten is meteen de zo typische sfeer aanwezig. Twee geliefden
(naamloos en tot lichamelijke contouren herleid) worden opgeroepen via tal van
beelden. Ze verblijven blijkbaar aan de kust, op de grens van aarde en water
(met lucht en licht als additionele componenten), op de grens ook van de
oneindigheid. In dat begenadigde decor beleven en analyseren zij hun
liefdesrelatie. Daarbij is voortdurend sprake van lichamelijke gebaren en
gedragingen die als het ware tot rituele dansen worden gestold. Die
lichaamstaal is in wezen dubbelzinnig. Aan de ene kant beklemtoont ze de liefde
en de erotiek, wat leidt tot een soort van uitbundige verovering van de ruimte
(de daken, het strand, het water). Aan de andere kant springt echter ook de
kwetsbaarheid van langsom meer in het oog. Het lijkt wel dat de relatie in het
teken staat van een onafwendbaar afscheid, en de poëzie tracht dat besef van tijdelijkheid
zoveel mogelijk te bezweren. Het zijn bijzonder kwetsbare gedichten waarin
herkenbare gevoelens bijzonder beeldend en visueel worden vertolkt.
Na die vrij introverte poëzie volgt dan een omslag, via de
introductie van een horde leeuwen die zich van het vasteland meester maken en
daar metamorfoseren. Met de leeuw komt het elitaire en het bijzonder masculiene
aan bod, uiteraard opnieuw gestoffeerd door verwijzingen naar fabels en diverse
mythologieën. Toch is de leeuw bij Verhelst geen stoutmoedig dier, maar een
bang en onbetrouwbaar wezen. Zijn weerzin voor argeloze schapen vormt een
symbool voor de onverdraagzaamheid waarmee Vlaamse leeuwen anderen bejegenen.
Die politieke kritiek wordt trouwens in een nog hogere versnelling geschakeld
in een reeks gedichten die het politieke discours over vreemdelingen zo
‘letterlijk’ mogelijk weergeven, maar dat cynisch monteren tussen fragmenten
die verwijzen naar omgekomen slachtoffers. Het gaat Verhelst daarbij niet om
het stigmatiseren van één politieke partij maar om de algemene hypocrisie en
onverschilligheid die onze samenleving bedreigt. Het slotgedicht laat overigens
zien hoe de hoop blijft bestaan, en hoe volgens de dichter de beoefening van
kunst daarbij een essentiële rol moet blijven spelen.
Zon is, met andere woorden, een bijzondere bundel. Hij vormt een
soort van synthese van heel wat motieven en thema’s uit Verhelsts eerdere
poëzie, maar tegelijk lijkt hij een wending in dat oeuvre te markeren. De
dichter heeft de afgelopen jaren niet alleen de biotoop van zijn werk
aanmerkelijk vergroot (onder meer door de introductie van het Afrikaanse
landschap en de zorg om de aarde), hij kiest in deze tijden nadrukkelijk ook
voor een maatschappelijke stellingname. De dichter is niet dood, integendeel,
hij spreekt voor de weinigen die misschien velen zullen worden.
Peter Verhelst: Zon,
De Bezige Bij, Amsterdam 2019, 122 p. ISBN 9789403167701. Distributie Standaard
Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan