Bevreemdend, dat
is het minste wat je van dit boek kan zeggen. De auteur, Carlos A. Aguilera,
werd in 1970 geboren in de Cubaanse hoofdstad Havana, woont nu in Praag en
heeft al heel wat boeken op zijn palmares staan. De monoloog Speech van de dode moeder werd voor
theater geschreven, maar is ook als kortverhaal goed leesbaar. Het stuk werd tot
nu toe nog maar één keer opgevoerd. Dat was in 2009 in Düsseldorf, in een
Duitse vertaling. De titel is wat misleidend: de moeder lijkt niet dood,
integendeel, ze staat springlevend op het podium. Ze blikt terug op haar leven,
waaruit je inderdaad kan afleiden dat ze vanuit de dood spreekt. Haar discours
richt zich tot twee poppen die de vader en de zoon voorstellen. Verder is er
nog de kat die ook als pop op de scène wordt opgevoerd.
Nanne Timmer maakte niet alleen
een zeer geslaagde vertaling van deze theatermonoloog, maar schreef ook een verhelderende
inleiding. Timmer reikt de lezer heel wat elementen aan om deze toch wel
hermetische en gelaagde tekst beter te kunnen plaatsen. Het gaat hier immers om
absurd theater met beelden die voor veel interpretaties vatbaar zijn, in het bijzonder
dat van de Russische kat. In een eerste lectuur zou je blijven hangen in de
boosheid en de verontwaardiging van de moeder, in de waanzin van haar tirade
met de talloze herhalingen waar je ook als lezer gek van wordt.
Tegelijk word je verplicht om tussen de lijnen te lezen en naar
de dieperliggende oorzaken van de woedeaanval van de moeder te zoeken. De
katten spelen daarin een fundamentele rol. Ze zijn de ogen en de oren van de
Staat, de spionnen die alle informatie doorgeven.
Voor de moeder is de Staat de oorzaak van ‘de plaag’ die zich manifesteert in
allerlei ziektes, zoals hepatitis bij de vader. Er is een ‘verband tussen zijn
ziekte en de Staat […]. Het was één groot complot’. Psychische problemen
vertalen zich in fysieke aandoeningen, zoals netelroos: ‘Je kan beter niet in
het verleden wroeten. Van het verleden krijg je netelroos.’ Het hysterisch
discours van de moeder staat in sterk contrast met de lethargie en de onverschilligheid
van de vader en de zoon. De moeder verwijt de vader dat hij altijd slaapt. Dat
was zijn reactie op alle problemen. Eigenlijk was hij altijd al een pop, een
marionet, niet meer dan dat.
Volgens Timmer in haar inleidende beschouwing zijn er ‘geen
landen, talen of specifieke plekken te herkennen’. Je krijgt wel verwijzingen
naar Rusland (de Russische tweelingbroers en de Russische katten) en Polen (de
Poolse pianolerares). We lijken ons ergens in een landelijke provincie in
Oost-Europa te bevinden. De tweelingbroers roepen toch wel sterk het beeld op
van ‘de gebroeders Kaczynski, die tussen 2005 en 2010 in Polen regeerden’. Cuba
wordt nergens vermeld. Toch kan je je niet van de indruk ontdoen dat de Staat hier
in de eerste plaats verwijst naar het Cubaanse regime.
Het is niet verwonderlijk dat Cubaanse intellectuelen, ook
in het buitenland, het begrip Staat voortdurend in vraag stellen. Zo is er de
Cubaans-Amerikaanse regisseur María Isabel Alfonso, die in haar documentaire Rethinking Cuban Civil Society (2018)
vanuit diezelfde verontwaardiging vertrekt én ook durft af te wijken van de
algemeen gangbare visie. Het is toch opvallend hoe hedendaagse auteurs en
cineasten het debat blijven aangaan over de manier waarop de Cubaanse Staat het
dagelijkse leven van de mensen beheerst.
Zoals Timmer aangeeft, gaat het hier niet alleen over een
eenpartijstaat als Cuba, maar evenzeer over onze westerse democratieën waar we allemaal
bespied worden door een controlerend oog dat zich ‘in je geest nestelt’. Volgens
de moeder komt de Staat zelfs binnen in je dromen: ‘Heb je niet gehoord dat
onze bedden en kussens en zelfs onze dromen eigendom zijn van de Staat?’ Als de
Staat niet alleen eigenaar is van materiële zaken, maar zich ook meester maakt
van je dromen, je verbeelding, je gedachtegoed, wordt een lijn overschreden. De
woorden ‘ellende’ en ‘angst’ zijn dan ook alomtegenwoordig in deze monoloog. Bij
schrijvers heerst de voortdurende angst om te schrijven in een land dat geblokkeerd
wordt door de Staat. Zeer betekenisvol is daarin het fragment over de boekverbranding
op bevel van de Russische tweelingbroers omdat boeken ‘duivels’ zijn en het
stof van de boeken je ziek maakt. Dit is maar een van de vele leugens. De
kranten en de tweelingbroers, iedereen liegt. Hoe kan je dan nog leven en
werken in een Staat waar de leugen alles overheerst?
Met deze monoloog van amper
vijftig bladzijden heeft Aguilera een duidelijk statement willen maken en stelt
hij ons voor het dilemma: blijven we passief achter zoals de vader en de zoon,
of willen we onze vrijheid heroveren met het risico onszelf te verliezen in de
waanzin, zoals de moeder? Speech van de dode moeder is een provocerend stuk waarmee Aguilera
de lezer wakker schudt. Nu er naast de Duitse vertaling ook een Nederlandse
beschikbaar is, zou het mooi zijn als een Nederlandstalig theatergezelschap het
stuk oppikt om het ook in ons taalgebied op te
voeren. Het zou in de theaterwereld ongetwijfeld heel wat stof doen opwaaien.
Carlos A.
Aguilera: Speech van de dode moeder, In de Knipscheer, Haarlem 2019, 70 p. ISBN
9789062657766. Vertaling van Discurso
de la madre muerta door Nanne Timmer
deze pagina printen of opslaan