Charlotte van den Broeck is niet meer weg
te slaan in onze literatuur. Sinds haar spraakmakende optreden bij de
Frankfurter Buchmesse is zij zowat de spreekbuis geworden van de jonge poëzie.
Ook op essayistisch vlak is zij daarbij bijzonder productief. Zopas publiceerde
ze, op vraag van Literatuur Vlaanderen (het voormalig Vlaams Fonds voor de Letteren)
een creatief essay over poëzie en het lezen van gedichten. Daarmee wordt een
vervolg gebreid aan de spraakmakende landkaart Het Land van Music-Hall, die dichter Peter Holvoet-Hansen enkele
jaren geleden maakte, samen met striptekenaar Brecht Evens.
Ook nu weer gaat het om een samenwerking van de dichter met
een grafisch kunstenaar, ditmaal Wout Zwart. Hij onderbreekt het betoog op
geregelde tijdstippen met een eigen visuele verbeelding, een tocht in stripvorm
die soms de tekst van Van den Broeck herneemt maar op andere plaatsen veeleer
aanvult of zelfs doorkruist. De wisselwerking tussen woord en beeld wordt zo
zichtbaar gemaakt, een spanning die vanzelfsprekend al inherent is aan de
poëzie zelf.
In
haar essay vertrekt Van den Broeck van het gedicht als ruimte en het gedicht in
de ruimte. Zij vertrekt daarbij heel ruim, van de kosmos, om gaandeweg in te
zoomen op het huis en de kamer. Telkens ontstaat een soort van lappendeken van
gedichten uit binnen- en buitenland, van herinneringen en persoonlijke
ervaringen, van kruisbestuiving met andere dichters of met filosofen. Het
eerste hoofdstuk opent bijvoorbeeld met een gedicht van Ida Gerhardt uit haar
debuutbundel Kosmos, maar al snel
komen daarbij fragmenten van onder meer Peter Verhelst en Paul Celan in het
geheugen. Op die manier reist de lezer van gedicht naar gedicht (met evenwel
een duidelijke klemtoon op de moderne poëzie). De daaropvolgende hoofdstukken
nemen bijvoorbeeld de trips van de dichters als uitgangspunt naar belangrijke
poëziefestivals over de hele wereld. Ze beschrijft haar ervaringen en haar
ontmoetingen met stimulerende collega’s, en dat vormt dan weer een aanleiding
om gedichten van hun hand voor te stellen.
Cosmos, Texaco
is inderdaad allereerst een bloemlezing, een verzameling van citaten en
ervaringen. De commentaren van Van den Broeck lezen weliswaar vlot maar ze zijn
allerminst diepgaand, en haar inzichten blijven doorgaans nogal oppervlakkig.
Ik kan mij niet voorstellen dat de geïnteresseerde lezer hier een nieuw beeld
krijgt van wat poëzie kan betekenen, laat staan een nauwkeuriger inzicht in
zijn eigen leeservaring. Hij heeft vooral gereisd met Charlotte Van den Broeck
en mensen ontmoet in haar spoor en haar aanwezigheid. Het is niet niets, maar
wat mij betreft had het voor een ruim gesubsidieerd initiatief toch wat meer
mogen zijn. Met veel heimwee heb ik daarom teruggegrepen naar het magistrale,
diepgaande en uiterst leesbare essay dat Charles Ducal eertijds neerschreef
voor de Poëzieweek, zonder typografische hoogstandjes.
Charlotte van den Broeck, Ward Zwart: Cosmos, Texaco,
Poëziecentrum, Gent 2020, 124 p. : ill. ISBN 9789056553388
deze pagina printen of opslaan