Hoewel zijn werk al sinds 1994 gepubliceerd
wordt, is Arie Storm bij het grote publiek nauwelijks bekend. Mijns inziens
onterecht, want de romans van de in 1963 geboren schrijver, vertaler en
literatuurcriticus vervelen geen moment. Dat geldt ook voor zijn jongste roman,
Schoonheidsdrift, die uit drie
delen bestaat, waarvan het tweede deel een verhaal op zichzelf vormt. De
ik-verteller van de beide andere delen is een schrijver wiens leven veel
gelijkenis vertoont met dat van Arie Storm.
Tien jaar na het
plotse overlijden van een vriendin roept de schoonheid van de vallende sneeuw bij
de ik-verteller herinneringen aan haar op en realiseert hij zich dat hij haar
dood nog niet heeft verwerkt. Minutieus beschrijft hij zijn gevoelens voor haar,
waarbij hij zijn eigen woordkeuze achteraf analyseert en bijstelt. Zo ontstaat
enerzijds het beeld van een consciëntieuze verteller, die zo waarheidsgetrouw
mogelijk wil zijn. Anderzijds wordt het beeld van een onbetrouwbare verteller
gecreëerd, omdat de protagonist de lezer zelf attent maakt op de verzinsels
over zijn persoonlijke omstandigheden. Hij verwijst op deze manier naar de
verwevenheid van zijn reële wereld en de verhaalwerkelijkheid.
Om zijn depressieve
gevoelens te verminderen besluit de verteller een komische roman te schrijven
die zich afspeelt op Terschelling. Hij reist naar Londen waar hij in alle rust
hoopt te kunnen werken, maar het schrijven wil niet vlotten. Een reeks
merkwaardige gebeurtenissen voltrekt zich: zijn mobiele telefoon heeft geen
bereik, hij wandelt samen met de schrijver Alan Hollinghurst en enkele
historische personages door Hampstead en spreekt met de romantische dichter
John Keats in hoogsteigen persoon over diens vroegtijdige dood. Als schrijver
voelt de verteller zich verwant met deze dichter, die in zijn poëzie zijn
verlangen naar schoonheid verwoordde en ‘morrelde aan tijd en ruimte’. Ook de
verteller leeft in een flexibele, door hemzelf gecreëerde werkelijkheid. Niet
alleen de grenzen tussen realiteit en fictie vervagen in Londen, maar ook die
tussen heden en verleden.
Het verhaal speelt zich steeds meer af in een
negentiende-eeuws decor. In een antiquariaat op Charing Cross Road vindt de
verteller zijn oud-klasgenoot René terug, die hem een aantal romans van P.G.
Wodehouse en een biografie over Keats uit 1925 bezorgt. Als zij samen naar het
Keats House gaan, raakt de verteller bewusteloos. Hij wordt wakker in zijn
hotelkamer waar zijn vrouw een logische verklaring voor de gebeurtenissen
heeft: terwijl hij de laatste hand aan zijn komedie legde, had hij te veel ‘pints
of bitter’ gedronken.
De komedie die de ik-verteller in Londen schreef, vormt het
tweede deel van de roman. Een
nieuwe ik-verteller doet zijn intrede: Tom van Santen, die tegen zijn zin
enkele dagen op Terschelling door moet brengen. Zijn vriendin Fiona, die bij
een uitgeverij werkt, probeert een bestseller-schrijfster over te halen om haar
als redactrice te nemen en heeft Tom hierbij een belangrijke rol toebedeeld:
hij moet ervoor zorgen dat de schrijfster verliefd op hem wordt.
Op het eiland
bevinden zich ook de familieleden van Fiona, die Tom als persona non grata
beschouwen. Er gaan geruchten dat Fiona’s vader stervende is, waardoor zij zich
allen verzameld hebben om hun erfdeel veilig te stellen. Bij aankomst blijkt de
man nog steeds springlevend te zijn. Hij wil van zijn tweede vrouw af, omdat
hij verliefd is geworden op de bestseller-schrijfster die op Terschelling een
schrijfcursus geeft. Dit gegeven zorgt voor diverse verwikkelingen die doen
denken aan de romans van Wodehouse.
Het laatste deel beslaat slechts drie pagina’s. Zij
bevatten overdenkingen van de schrijvende ik-verteller uit het eerste deel over
de afronding van zijn roman. De meest verwarrende alinea van dit deel is een
verwijzing naar de lockdown en de huidige coronatijd, waardoor de suggestie
wordt gewekt dat Arie Storm zijn eigen belevenissen heeft beschreven. Hiermee
is de cirkel rond en wordt de verwevenheid van het échte leven met het fictieve
nogmaals benadrukt: in romans blijft de auteur altijd zichtbaar ook al probeert
hij net als Wodehouse in zijn werk te verdwijnen als het echte leven hem boven
het hoofd dreigt te groeien.
Doordat in
zijn romans een duidelijk plot ontbreekt en de verhaallijnen vaak onderbroken
worden door beschouwingen over schrijverschap en de teloorgang van het boekenvak,
voelt het voor de lezer alsof de auteur met hem/haar in gesprek is. Storm
speelt een spel door de grens tussen feit en fictie op te rekken en betrekt de
lezer daarbij. De lezer blijft zich ervan bewust dat het verhaal fictief is,
omdat de auteur geregeld uitleg geeft over de rol die hij zich in zijn romans
toedicht en over de narratieve technieken in zijn verhaal.
Een techniek die Storm in zijn romans vaker toepast, is het
verloop van het verhaal in twee parallelle universums. In Luisteren hoe
huizen ademen (Prometheus 2013) keert
de protagonist, Storms alter-ego August Voois, door een soort ‘wormhole’ terug
naar de Haagse Schilderswijk waar hij in de jaren 1970 opgroeide. In
tegenstelling tot de verteller uit Schoonheidsdrift
is hij slechts de beschouwer: hij
kan geen contact maken met de personen uit het verleden.
In Schoonheidsdrift vervaagt de grens tussen heden en verleden, omdat
de verteller steeds meer deel uit gaat maken van het historische universum. Tijdens
zijn verblijf in Londen trekt hij op met historische personages en gaat hij
samen met de hedendaagse schrijver Alan Hollinghurst op bezoek bij de lang
geleden overleden dichter John Keats. De wijze waarop Storm een dergelijke
verstrengeling van tijdsperioden plaats laat vinden, voelt echter zo natuurlijk
dat de lezer erin mee kan gaan.
In Schoonheidsdrift
zijn diverse intertekstuele
verwijzingen terug te vinden. Naast Keats en Hollinghurst worden meermaals minder
bekende schrijvers ten tonele gevoerd. Ook hierin speelt de auteur een spel met
de lezers: hij wekt hun nieuwsgierigheid en spoort hen aan relaties tussen de
diverse schrijvers aan te brengen, wat uiteindelijk een schrijversnetwerk oplevert
waarin Keats de centrale figuur is.
Een subtiele vorm van
intertekstualiteit kan eveneens gevonden worden in het op de romans van
Wodehouse gebaseerde tweede deel. Met uitzondering van het motto verwijst niets
expliciet naar deze schrijver. Toch zullen liefhebbers van Wodehouse’ werk de
verwarrende maar toch komische situaties, de enigszins stuntelende hoofdpersoon
en het ironische taalgebruik herkennen. Bovendien roept het decor waarin het
verhaal zich afspeelt, net als dat in de romans van Wodehouse, herinneringen
aan vervlogen tijden op.
Of Schoonheidsdrift een roman is, kan betwist
worden. Immers, het verhaal wordt onderbroken door ‘colleges’ over narratologie
en door beschouwingen over zorgelijke ontwikkelingen in het boekenvak. Storms
uitspraken hierover zullen met name voor degenen die werkzaam zijn in de
boekenbranche herkenbaar zijn. Velen zullen ze waarschijnlijk onderschrijven. Niettemin
staat Schoonheidsdrift garant voor
puur leesplezier.
Arie Storm: Schoonheidsdrift, Prometheus, Amsterdam 2021, 302 p. ISBN
9789044645439. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan