In 2019 besprak ik voor De Reactor Dimitri Verhulsts De pruimenpluk. Toen ik mijn
notities bij zijn nieuwste boekje, In
weerwil van de woorden, naast die recensie legde, schrok ik. Ik had
namelijk precies hetzelfde genoteerd bij deze nieuwe Verhulst als wat ik bij
zijn vorige roman had op te merken! Ik heb dan ook even overwogen om, op de
samenvatting van het verhaal na, die bespreking hier gewoon te kopiëren… Dat ik
dat toch maar niet doe, heeft er enkel en alleen mee te maken dat In weerwil van de woorden wat opgaat
voor zijn vorige werk hier nog sterker het geval is. Je zou dus kunnen zeggen:
Verhulst herhaalt zich. Maar ook: Verhulst puurt uit.
De boeken van Verhulst zijn
veelal bescheiden in omvang, meestal tussen de 100 en 160 bladzijden. In weerwil van de woorden is nog dunner
en telt er 88. En dan is de tekst nog uitgegeven op een veel kleiner formaat
(16 x 12 terwijl een doorsnee boek ongeveer 20 x 13 meet). Ook het verhaaltje
is bij Verhulst meestal flinterdun. Hier ook weer: Pol Verholst, zoon van een
postbode en tandarts van beroep, heeft zo’n angst voor post, dat hij zijn
brieven niet meer opent, wat hem flink in de problemen brengt. Voilà, helemaal
geresumeerd in één zin van twee lijntjes. Opnieuw geldt echter voor dit boek
zoals voor zijn andere werk: het verhaal is niet de reden waarom je Verhulst
leest. Het doet slechts dienst als een kader voor een aantal kleine scènes,
observaties van situaties die vervolgens meestal uit de hand lopen en op groteske
wijze worden beschreven.
Hier bijvoorbeeld de drie herinneringen aan patiënten in de
tandartspraktijk, hilarische verhalen over een tomatenplant in een wortelkanaal
of over hoe ‘ik ooit in een patiënt zijn mond heb gekotst.’ Verhulsts oeuvre
bestaat eigenlijk eerder uit een aaneenschakeling van zeer korte verhalen of
miniatuurtjes. Die zijn ook hier alweer getekend met veel gevoel voor humor en
bizarre details, een hoop zelfspot van de verteller en opgeschreven met
stilistische brille: grappige woordvondsten als ‘kakapipitalisme’, ‘de
pissoloog’ of ‘kwezelachtbare’, veel gevoel voor ritmiek, iets minder barokke
zinnen en allitererende frases wel. Ten slotte het autobiografische aspect dat
in haast elk van Verhulsts boeken zit: dat wordt hier nauwelijks verholen doordat
de naam van het hoofdpersonage slechts in één letter verschilt van die van de
auteur, en het feit dat zowel de schrijver als zijn personage de zoon van een facteur
zijn. Met dat laatste zou een psychoanalyticus wel wat kunnen: de romancier
verzint een personage dat lijkt op zijn vader die brievenbesteller was, en laat
in het verhaal diens zoon ten onder gaan aan angst voor brieven… Dat lijkt toch
op een of ander onverwerkt vadercomplex. Overigens wordt er lyrisch-nostalgisch
teruggekeken op de briefdrager en diens maatschappelijke functie van ‘lang voor
dit beroep ging betekenen dat men voornamelijk dozen met schoenen aan huis
leverde’.
Conclusie:
In weerwil van de woorden is vintage
Verhulst. Eerder schreef ik dat het raar zou zijn mocht hij zijn succesformule
aanpassen. Dat heeft hij duidelijk niet gedaan, in tegendeel: hij heeft alle
trucs geïntensiveerd. Dat betekent: werk van nog kortere baan zonder veel pregnante
inhoud, maar met een uitzonderlijke stijlbeheersing en bijzondere taalbehandeling.
Dimitri
Verhulst: In weerwil van de woorden, Pluim, Amsterdam 2021, 88 p. ISBN
9789083108247
deze pagina printen of opslaan