Franco Faggiani mag dan wel in Rome geboren zijn, hij
woont en werkt al jaren in Milaan. Tot 2018 was hij uitsluitend bekend als
journalist-verslaggever die heel uiteenlopende topics ontsloot voor een breed
publiek. Ondertussen heeft Faggiani ook vier romans op zijn actief en staat een
vijfde in de steigers – corona zorgde voor de nodige vertraging in het
schrijfproces.
In zijn verhalend en non-fictiewerk houdt Faggiani een vast stramien aan: hij
leest zich grondig in de materie in, gaat – indien mogelijk – op verkenning om
zo de plaatsen en het natuurschoon in zich op te nemen, trekt vervolgens alle
tijd uit om de opbouw van zijn tekst te overdenken, waarna hij uiteindelijk
zijn tekst uitschrijft. Een redacteur verzorgt ten slotte de eindversie, maar moet
trouw blijven aan Faggiani’s eenvoudige schrijfstijl. Teksten zouden, zo
beweert de auteur-journalist, meteen gevat moeten kunnen worden terwijl een
stilistisch geëlaboreerde en gelaagde tekst zijn lezer alleen maar zou afschrikken…
Laat dit nu precies Faggiani’s
zwakte zijn: de te vlakke stijl kan de lezer met elke roman minder overtuigen
noch beroeren, ook al is het uitgangspunt sterker dan in Het jaar
dat Shizo Kanakuri verdween, de roman over een mysterieus Japans
hardlooptalent dat op de Olympische Spelen van 1912 zijn marathon niet uitliep.
Faggiani speelde hierbij net te gretig in op de hype rond de Spelen die vorig
jaar hadden moeten plaatsvinden.
In De jongen die met wolken speelde inspireert Faggiani
zich opnieuw aan een historisch personage, Rodolfo Siviero, die tijdens de
Tweede Wereldoorlog van de fascistische partij, waarvoor hij een geheim agent
was, naar het verzet overliep: als kunsthistoricus kon hij niet langer met lede
ogen aanzien hoe de Duitse bezetter musea en kerken plunderde. Siviero zou zich
tot aan zijn dood inzetten om die gestolen kunstwerken te weer op te sporen.
Dat speurderswerk leverde Siviero de bijnaam ‘de James Bond van de kunstwereld’
op – de vruchten van zijn werk kan je deels bewonderen in het Casa Museo
Rodolof Siviero in Firenze. In de roman vervangt Faggiani Siviero ‘Bond’ door
de uitgebluste archeoloog Filippo Cavalcanti die in opdracht van de fascisten,
die hij openlijk verfoeit, een aantal kunstwerken naar Duitsland moet
verschepen.
Wanneer de oudere Cavalcanti het
uit Ischia afkomstige straatboefje Quintino ontmoet, vat hij het plan op de
waardevolle schilderijen en beeldhouwwerken terug naar Rome te smokkelen. Het vreemde,
maar ook olijke duo begint zo aan een avontuurlijke reis die hen van de
Apennijnen naar Zuid-Italië brengt, een reis die Faggiani en zijn vrouw ook
zelf hebben gemaakt. Zonder gps of andere hedendaagse hulpmiddelen ontdekten ze
zo heel wat verborgen parels. In De jongen die met wolken speelde trekken
Cavalcanti en Quintino met hun smokkelwaar langs diezelfde secundaire wegen en
verdwalen meermaals. Het fictieve duo belandt vaak in benarde situaties,
waaruit ze zich steeds weten te bevrijden met het motto ‘nooit opgeven’, wat de
oorspronkelijke titel impliceert (Non
esistono posti lontani, ‘Er zijn geen verre plekken’). De wegen van de twee
metgezellen zullen uiteindelijk scheiden, maar op hun reis ontmoeten ze
kleurrijke bewoners en passanten die Faggiani puurde uit de eigen
reiservaringen, terwijl de hoofdpersonages respectievelijk de gemenere trekjes
van de oudere auteur en de kwajongensstreken van zijn jonger ik in zich dragen.
Vervelen zal de lezer zich op de
reis van die twee niet doen, maar hun verhaal zal jammer genoeg niet beklijven.
Faggiani’s pen verbleekt bij die van zijn grote voorbeelden, zoals John
Steinbeck en Dino Buzzati, die het métier van journalist én auteur wel meesterlijk
beheersten.
Franco Faggiani: De jongen die met wolken speelde, Signatuur,
Amsterdam 2021, 284 p.
Vertaling
van Non esistono posti lontani door Saskia Peterzon-Kotte. ISBN 9789056726836.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan