‘Elk
een andere kant uit’
Aan het
slot van Al het blauw, op het moment dat het hoofdpersonage, Simon, zijn
geboortestreek hier in Vlaanderen de rug heeft toegekeerd en naar Engeland is
uitgeweken, stelt die vast dat na een banale botsing tussen twee wagens de
beide chauffeurs gewoon hun weg verderzetten, ‘elk een andere kant uit’. Wat op
zich als een futiel verhaalgegeven overkomt, vat in wezen de hele roman samen:
aan de turbulente relatie met hoog oplaaiende emoties tussen de twintigjarige
Simon en zijn twintig jaar oudere geliefde Carla, lijkt definitief een eind
gekomen.
Voor zijn
verhaal over twee geliefden keert Peter Terrin terug naar eind de jaren tachtig
van de voorbije eeuw. Nergens wordt letterlijk verwezen naar die tijd, Terrin
laat de lezer mee surfen op de muziek die in die periode uit de jukebox schalde,
hij laat het Belgische voetbalelftal de finale van het EK in 1988 betwisten
tegen Rusland (waar het in werkelijkheid een eindstrijd betrof tussen onze
noorderburen en Rusland), met het legendarische ‘daar is ‘m’ van commentator
Rik de Saedeleer en de krullenbol in het Belgische doel, en – om een en ander
dan zonder omwegen en alle twijfels wegnemend te plaatsen: ‘Simon kan zich
moeilijk voorstellen dat iets van deze onverzettelijke omvang zo snel kan
kapseizen als vorig jaar net buiten de kust’. De ramp met de Herald of Free
Enterprise, Zeebrugge, 1987.
Voor Simon
en Carla, de hoofdpersonages in wat de allures aanneemt van een koningsdrama
van Shakespeare, staat het leven op een keerpunt, in die zin dan toch dat
beiden keuzes moeten maken. Hoe inniger hun levens in elkaar verstrengeld
raken, hoe dwingender die keuzes zullen worden. Terrin tekent een kruisverband
uit dat bijna voorspelbaar naar de aan het slot beschreven situatie leidt:
Carla draagt de rugzak mee van haar verleden – zij is uit haar geboorteland
Italië weggevlucht na de moord op haar vader -, Simon wil komaf maken met de
leegte van een vooraf uitgestippeld levensplan, dat volgens zijn overbezorgde
ouders moet uitmonden in het klassieke huisje-tuintje-vrouwtje en kinderen.
Hij neemt
zomaar het besluit zijn studies te laten voor wat ze zijn. Liever laat hij een
en ander op zijn beloop, het komt er nu voor hem op aan te genieten van alles
wat hij samen met zijn vrienden kan meepikken. Als er al van enige
oppervlakkigheid sprake kan zijn (de drank vloeit rijkelijk op en tijdens hun
weekenduitstappen), dan blijft Simon ook worstelen met de vragen die hem als
jonge twintiger achtervolgen. Zo bijvoorbeeld over vriendschap: ‘Is dat een
voorwaarde voor vriendschap, dat je voor elkaar belangrijk genoeg bent om je
tegenover elkaar te schamen?’ En nog: ‘Vriendschap is misschien wel die
onzekerheid zo goed mogelijk in balans houden, samen.’
Onzekerheid
speelt ook mee als Simon met Pieter, die een carrière als fotograaf ambieert,
naar Normandië trekt voor een reeks opnames en op hun hotelkamer geconfronteerd
wordt met de latente homoseksuele benadering van Pieters kant. Dat Simon dan,
weer door toedoen van ‘vrienden’ die zijn levenspad kruisen, bijna tegen beter
weten en willen in uitgroeit tot een topverkoper in de verzekeringsbranche,
legt de link met de aspiraties van zijn ouders. Zij willen toch niets liever
dan dat hij met hun steun een lapje grond koopt om er zo snel mogelijk op te
gaan bouwen. De moeder wordt o zo herkenbaar getekend: ‘s nachts ligt ze wakker
tot zij hoort dat beneden de sleutel omgedraaid wordt, en verder vindt ze dat
hun zoon het ‘beter’ moet hebben dan zijn ouders, die dag in dag uit gebonden
zijn en blijven aan de arbeid in de fabriek.
Simon
zoekt, Simon twijfelt, Simon vindt dan bij Carla wat hij zoekt in de liefde.
Dronken van haar lichaam zet hij een beweging in gang die nauwelijks nog te
stoppen lijkt. Op het eerste gezicht lijkt het er misschien op dat Carla hier
zonder de minste scrupules een jongen (want dat is Simon zeker nog) in haar
netten wil verstrikken. Maar er is meer: haar relatie met John, die losse
handjes heeft en haar op gezette tijden duidelijk maakt wie het voor het zeggen
heeft, vertoont meer en meer barsten. Haar hang naar Simon is niet meer en niet
minder dan een vertwijfelde poging die barsten en tekorten in haar leven te
helen. Of het haar zal lukken, is een andere vraag, een vraag waarop het
antwoord broksgewijs wordt aangereikt in de roman.
Al het
blauw heeft alles in
zich om een draak van een liefdesroman te worden rond de manier waarop een
jongeman letterlijk en figuurlijk bij de hand wordt genomen op zijn zoektocht
naar de liefde. Het vakmanschap van Peter Terrin tilt het geheel echter op een
bijzonder hoog literair niveau en hij sleept de lezer mee in het verhaal. De
opbouw van het geheel in vijf grotere delen alludeert op de structuur van het
klassieke Griekse drama. Aan elk deel gaat een korte tekst vooraf, rond de
vraag om wie het gaat en om wat er precies is gebeurd, maar pas aan het slot krijgt
de tekst ook echt zijn betekenis. Bij flashbacks, die worden geïntegreerd in
het vertelmoment, gebruikt Terrin telkens weer de onvoltooid tegenwoordige
tijd, want niets is voorbij, niets gaat voorbij, niets ligt voor eens en altijd
vast.
Al het
blauw is een nieuwe
stapsteen in Peter Terrins oeuvre, waarin iedere roman of deeltekst weer een
verdere invulling wil zijn van het project dat hij als auteur voor ogen heeft.
Peter
Terrin: Al het blauw, De Bezige Bij, Amsterdam 2021, 287 p. ISBN 9789403122717.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan