Vanuit de ontmenselijkte mens
De Nederlandse filosoof Wil
Heeffer wil de in ons taalgebied zo goed als onbekende Argentijnse
bevrijdingsfilosoof Enrique Dussel (geb. 1934) voor het voetlicht brengen.
Heeffer, die zich de grondlegger van de interculturele filosofie in Nederland
noemt, werkte in Cuba mee aan conferenties over José Martí (een van de leiders
van de Cubaanse Onafhankelijkheidsoorlog en onder meer ook dichter) en
publiceerde al eerder over Latijns-Amerikaanse filosofie. We kunnen gerust
beweren dat Heeffer een soort bekering heeft doorgemaakt en ingezien heeft hoe
belangrijk ‘bevrijding’ als denkmethode en praktijk voor een volk en een
continent kan zijn. En tevens voor de schrijver van dit boek.
Heeffer hinkt op twee gedachten,
en dat komt de voorstelling van Dussel niet altijd ten goede (vooral in de
eerste helft van het boek). Hij doet verslag van de weg van zijn eigen
bevrijding en betrekt Dussel bij dat levensverhaal, en omgekeerd. De eerste
drie hoofdstukken bevatten nogal wat herhalingen, maar vanaf hoofdstuk vier
komt Heeffer goed op dreef en werkt hij Dussels ideeën en hun ontstaan zowel in
de breedte als in de diepte uit. In het laatste hoofdstuk, over Dussels
economische opvattingen, ziet de lezer in hoe veelomvattend deze
bevrijdingsethiek is, en hoe goed de filosoof aansluiting vindt bij actuele
problemen die zich overal ter wereld voordoen. Dussel pleit bijvoorbeeld, na
een grondige analyse van het begrip ‘waarde’, voor ‘een sociaal dividend of
universeel menswaardig basisinkomen’.
De zeer productieve Dussel werd
in de nacht van 2 oktober 1973 opgeschrikt door een bom die de gevel van zijn
huis en letterlijk ook zijn hele bibliotheek en zijn handgeschreven teksten
heeft weggeblazen. De daders lieten een niet mis te verstaan briefje achter: ‘We
brengen je om, vieze Duitse bastaard.’ Die eerste persoon meervoud verwees naar
een doodseskader dat in opdracht van de ‘anticommunistische, peronistische
terreur’ handelde. Dussel had vóór zijn hervestiging in zijn geboorteland heel
wat buitenlandse ervaringen opgedaan, onder meer Europa. Maar ook in Israël: ‘Hij
heeft er Hebreeuws geleerd. In Parijs en Madrid is hij gepromoveerd. Hij heeft
ervaren wat het gemis van een thuis is en wat Latijns-Amerika voor hem
betekent.’
Dussel
keert in 1968 naar zijn land terug. In datzelfde jaar ontstaan felle protesten
in Europa en Japan, maar ook in Mexico, waar het leger hardhandig een
studentenopstand breekt. Deze repressie is niet te vergelijken met wat in
Europa gebeurt. Volgens Dussel kijkt dat continent met een verkeerde blik naar
Latijns-Amerika en ziet het niet in dat bestaanszekerheid centraal moet staan. Daar
begint Dussels ‘rebelse denken’. Heeffer stelt: Dussels ‘vertrekpunt is de mens
in zijn leefsituatie wiens levensenergie gericht is op het meest basale: het in
leven blijven.’
Dussel wil denken vanuit Het Leven (vanuit het werk van Marx en Levinas)
en nog specifieker vanuit de ‘achterstelling van de minderbedeelden’. Hij heeft
ingezien ‘dat het levenslot van mensen afhankelijk is van situationele
gegevenheden’. Zijn politiek engagement wil ‘het bestaande bestaanbaar en
leefbaar’ houden en draait rond ‘de instandhouding van het aardse leven’, wat
een ethische insteek noodzakelijk maakt. Europa kijkt met ‘arrogante
onverschilligheid’ neer op wat ‘onderontwikkeld werd genoemd’. Dussel wil een
dekolonisatie van het denken én de realiteit, en verwoordt vanuit dat
perspectief de geschiedenis van zijn continent sinds 1492. Heeffer schetst
breeduit de achtergronden van Dussels pleidooi voor medemenselijkheid. Hij
geeft aan dat bij de Argentijn ‘de inzet op een menswaardig bestaan vanuit
normatieve ethische principes waarin geen sprake is van minachting en
uitsluiting’ centraal staat.
Dussel zoekt en vindt aansluiting bij de oude
precolumbiaanse culturen die ‘oog hadden voor de kosmische en materiële
aspecten van het leven’. Bestaan en voortbestaan worden georganiseerd ‘vanuit
een besef dat de natuur een kracht is die ontzag inboezemt’. Dussel ontwerpt
dus een totale wijsbegeerte. Hij is vaak verrassend actueel: we zijn ‘zelf
natuur’. Het ‘cyclische denken is ondergesneeuwd in een lineaire opvatting van
groei’. Hij onderzoekt het westers kapitalisme op een grondige, ‘archeologische’
manier en oppert dat daarin het leven in zijn totaliteit in gevaar wordt
gebracht. Heeffer heeft terecht aandacht voor de historische bronnen van
Dussels bevrijdingsethiek, die ook een opvoedingsproject gebaseerd op ‘zelfredzaamheid’
insluit, tegen het al te ver doorgedreven abstraheren dat westerse wetenschappers
gevangen houdt en dat een aanvang nam in Descartes’ ‘Ik denk dus ik ben’, dat
omgevormd werd tot ‘Ik verover dus ik ben’.
Dussel keert zich af van het
klassieke denken en zijn mensvisie vertrekt bij het concrete, onderdrukte
bestaan waarin ‘participatieve democratie centraal’ moet staan, tegen het
horizontale en lineaire denken (bv. van Hegel) dat Europees is en absoluut. De
filosofie moet de wereld veranderen, houdt Dussel vol, de moderniteit moet
getransformeerd worden en radicale verandering op het oog hebben. We worden wie
we zijn ‘dankzij de gemeenschap waarin wij geboren worden en waarin wij
opgroeien,’ om de Spaans-Amerikaanse filosoof Gámez Millán te citeren.
We moeten niet modern
of postmodern zijn maar ‘transmodern’ (het leven wordt in zijn totaliteit in
stand gehouden, en dat is een mogelijkheid, geen absolute waarheid). Daarbij
gaat het bestaan aan het denken vooraf. We mogen niet ‘in abstractie verdwalen’,
we moeten terug ‘naar concrete invulling aan zorg voor het bestaan en
voortbestaan’. Heeffer wijdt een volledig hoofdstuk aan de architectuur van de ‘bevrijdingsfilosofische
ethiek’. Het vals bewustzijn moet vervangen worden door een historisch ‘zelfbewustzijn’.
Alleen als we tot ‘zelfvoorziening’ komen, worden we autonoom. Dat ligt in de
lijn van wat de Zapatisten uitdrukken: ‘Hij die bestuurt gehoorzaamt en die
gehoorzaamt, bestuurt.’
Dit boek is een eerste kennismaking met het meanderende,
grondige denken van Dussel. Een uitgever die tot een tweede stap zou durven
overgaan, kan de vertaling en publicatie overwegen van Dussels ‘Voor een ethiek
van de Latijns-Amerikaanse bevrijding’ dat in 1973 in het Spaans verscheen maar
als systematische ethiek nog altijd brandend actueel is.
Wil Heeffer: De
bevrijdingsfilosoof. Het rebelse denken van Enrique Dussel, ISVW Uitgevers,
Leusden 2020, 170 p. ISBN 9789492538963
deze pagina printen of opslaan