Stemvorken, het achtste deel van A.F.Th. van der
Heijdens cyclus De tandeloze tijd,
opent met een magistrale scène. Opgeroepen vanwege een ondraaglijke stank vindt
de ongediertebestrijding niet alleen het lijk van een man, maar daarbij ook een
totaal verwilderde vrouw die diens lichaam bewaakt. Wie dichterbij wil komen,
valt ze aan als een tijger. De interventie staat onder leiding van Zwanet
Vrauwdeunt, de echtgenote van Albert Egberts, het centrale personage in de
cyclus.
Wanneer
zij ’s avonds zwaar onder de indruk van de gebeurtenissen thuiskomt, heeft
Albert een vriendin van hem uitgenodigd, Corinne, een fotomodel met wie hij
vroeger wat gehad heeft, met de bedoeling beide vrouwen kennis met elkaar te
laten maken. Zwanet vertrouwt het niet en de ontmoeting loopt stroef – is dit
zijn minnares? Is ze al die tijd bedrogen zonder dat ze het wist? Of wil hij
een triootje met zijn vrouw en zijn ex? Honderd bladzijden lang is de sfeer te
snijden, maar wanneer Corinne huiswaarts keert, kussen beide vrouwen, en het
weekend erop is het verlangen naar elkaar zo groot dat ze afspreken voor een
wandeling waarbij ze met z’n tweeën in de bosjes belanden… Vond hij het
aanvankelijk kennelijk kinky om twee partners van ‘m in contact te brengen,
ongewild heeft Albert zo een amour fou
bewerkstelligd, want het komt tot een passionele relatie tussen de vrouwen. Het
gaat zelfs zover dat hij uit de echtelijke sponde wordt verbannen en
veroordeeld wordt tot het sleutelgat terwijl de twee vrouwen mening
herdersuurtje beleven.
Ondertussen laat het verhaal van de tijgervrouw Zwanet niet
los en gaat ze op zoek naar de identiteit van de dode man en de
voorgeschiedenis van de waanzinnig geworden vrouw. De ontraadseling daarvan
voert langs die andere grote romanreeks van Van der Heijden, Homo duplex, waarvan het hoofdpersonage blijkbaar
de aanstaande schoonzoon van Corinne is, zodat beide cycli met elkaar verweven
raken. Langzaam maar zeker wordt duidelijk wat de oorzaak is van de waan van de
vrouw die zich als dier gedraagt, maar ondertussen komen er ook barstjes in de
relatie tussen Zwanet en Corinne, die tussen het eindeloos vozen door alle
lichamelijke en psychologische aspecten van hun grote liefde oeverloos
bespreken en analyseren. Na zo’n 900 bladzijden blijkt de passie bekoeld en
weten we eindelijk van wie het lijk op de eerste bladzijde is.
Verteller van dit
deel van De tandeloze tijd is Zwanet,
wat een vrouwelijk perspectief waarborgt. Genadeloos en ontluisterend zijn de
observaties over de mannen, lyrisch de bejubeling van de lesbische liefde, maar
ondanks de poging om op die manier the
male gaze te vermijden, blijft Stemvorken
toch een mannenfantasie. Letterlijk natuurlijk, want de schrijver is een man.
Diens situatie valt te vergelijken met die van Albert, die gedwongen wordt in
de positie van voyeur; de vrouwelijke personages zijn Van der Heijdens
sleutelgat – zij bieden hem een inkijkje in wat hij niet kent en brengen zijn
verbeelding op gang. Dat is de positie van de literaire auteur, die schrijft
over wat hij zich voorstelt, zonder dat hij dat ook beleefd hoeft te hebben. Maar
ook figuurlijk is dit de fantasie van een man, want de seksuele uitspattingen van
de dames beantwoorden aan het fantasma daarvan. Niet alleen is de seks mateloos,
maar ook de uitputtende beschrijving ervan, wat op de duur overkomt als een
perverse obsessie.
Hoewel Stemvorken de ambitie
heeft om de Grote Lesbische Roman te zijn – die andere belangrijke roman uit de
Nederlandse literatuur over de vrouwenliefde, Twee vrouwen van Harry Mulisch, wordt weggezet als bloedeloos –
door de lesboseks zo zinnelijk en plastisch mogelijk te beschrijven, leidt dat
tot niet meer dan pseudoporno, die veelal vervelend en saai is. De hele vele
pikante taferelen doen voornamelijk geeuwen. Uiteindelijk geeft de hele analyse
van de vrouwenliefde maar op één kwestie het antwoord, namelijk de fascinatie
van Corinnes seksistische man. Als die zich probeert voor te stellen hoe
lesbiennes de liefde bedrijven, ziet hij met zijn mannelijke blik op
seksualiteit hun geslachten als zuignappen aan elkaar kleven. Van der Heijden
stelt daar de veel poëtischere ‘stemvorkligging’ tegenover, een standje waarbij
de vrouwen als twee stemvorken in elkaar haken…
Behalve die teleurstellende
analyse van de damesliefde, is er nog de ongeloofwaardigheid die deze roman
parten speelt. Meer dan de helft van de tijd liggen de vrouwen met elkaar in
bed, de andere tijd voeren ze een onderzoek waartoe ze niet gemachtigd zijn.
Voor de opgroeiende kinderen ten huize Egberts wordt waarschijnlijk door de
bedrogen echtgenoot gezorgd en gewerkt hoeft er al helemaal niet blijkbaar,
want het leven van Zwanet en Corinne bestaat maandenlang voornamelijk uit het
met elkaar bedrijven van de liefde, daarover filosoferen en detective spelen.
Daar komt nog de geforceerde manier bij waarop de verhalen van het lesbische
avontuurtje en dat van de tijgervrouw met elkaar verbonden worden, en de
freudiaanse draai die alles daardoor krijgt (Homo duplex is immers een hedendaagse adaptatie van het
Oedipusverhaal). Wil deze roman het relaas zijn van hoe overweldigend de liefde
kan zijn, het enige overweldigende aan het boek blijkt zijn omvang.
A.F.Th. Van der Heijden: Stemvorken, Querido, Amsterdam 2021, 888 p., ISBN 9789021422299.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan