In zijn verhalenbundel Wij zijn nooit alleen
bewandelt Bart Meuleman het soort paden waarlangs we hem al vaker mochten ontmoeten.
Het is een tocht langs mensen en episodes uit zijn eigen verleden. En dus
vooral een zoektocht naar soms zelfs een veldslag met zichzelf. De blik wordt
steeds universeler: we beginnen bij het dorpsleven van enkele decennia geleden,
en gaan via enkele vriendschappen (Paul Verrept, Dirk Lauwaert) uiteindelijk
naar een aantal bredere beschouwingen over schilderkunst en fotografie.
Dat lijkt een
enigszins bonte collectie verhalen en essays, maar niets is minder waar. Wij zijn nooit alleen
gaat over een van de meest essentiële dynamieken in elk menselijk bestaan: de
zoektocht naar verbinding met andere mensen, door te kijken en te reflecteren. Bij
Bart Meuleman verloopt dat kijken en reflecteren nooit zonder gêne, wel
integendeel. De eigen schaamte is een essentieel ingrediënt van de manier
waarop hij naar de mensen kijkt. Hij portretteert de mens die barst van
nieuwsgierigheid, maar die tegelijk zelf liefst compleet onzichtbaar zou zijn. Het
gaat over afstand en hoe die te overbruggen, over het dubbelzinnige verlangen
om op hetzelfde moment toeschouwer en deelnemer te zijn.
De stukken in Wij zijn nooit
alleen weten die complexe dynamiek genadeloos te
vatten, hoe we telkens weer iets dichter bij een ander proberen te komen,
vooral in de hoop dat we onszelf dan zouden vinden. Het meest directe verhaal
in dat opzicht beschrijft hoe hij in de trein zit en toekijkt hoe een
vrouwelijke medepassagier zichzelf filmt. ‘Waar ben je, benevens je bed, dichter
bij jezelf dan in een treincoupé?’, vraagt hij zich aanvankelijk nog af, maar steeds
meer trekt de vrouw haar toeschouwer mee in haar spel van kijken en bekeken
worden. Stap voor stap wordt de toeschouwer participant, ruimt het kijken
plaats voor handelen.
Het kijken naar mensen, naar hoe ze zich gedragen, wat ze
doen en hoe ze lopen, commentaar geven op andere mensen (maar meteen ook op
jezelf, geeft de schrijver grif toe) terwijl je met je beste vriend op café
zit. Het is wat ons sociale wezens maakt, hoe ongemakkelijk we dat soms ook
mogen vinden. En hoe frustrerend ook, vooral als er een fotograaf zit tussen de
kijker en het bekekene, zoals het geval is met het vrouwenportret van William
Eggleston, dat in het slotverhaal de hoofdrol speelt. Een foto van een jonge
vrouw, maar haar hoofd noch haar onderbenen zijn te zien, en dat steekt tegen: ‘Mijn
verlangen ernaar,’schrijft Meuleman, ‘ik loop ermee te pletter.’. ‘Hij [Eggleston]
eigende zich dit lichaam toe om het, geheel naar eigen goeddunken en los van
wat het zelf misschien had gewild, zo te snijden en op te dienen dat een
weerloos iemand als ik er jaren later mee in zijn maag zit.’
Het is een ode aan het
zelfonderzoek, voortdurend is de schrijver – en dus ook de lezer – op zoek naar
zelfinzicht.
Bart Meuleman: Wij zijn nooit alleen, Querido, Amsterdam 2021, 205 p. ISBN 9789021426310.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan