Van
het jaar 1 van onze tijdrekening tot en met een blik in de toekomst (het jaar
2080): met Een reiziger heeft John Boyne een breeds opgezet project
uitgewerkt dat mede door de ingenieuze aanpak en de meeslepende vertelkracht
ervan – het waarmerk van Boyne’s schrijven – bijna 500 pagina’s lang de lezer
in de ban houdt. De roman opent in Palestina met ‘het bloedbad van de onschuldigen’,
de moord op de ‘onnozele’ kinderen die door koning Herodes is bevolen omdat hij
zich bedreigd voelt in zijn machtspositie nu de komst van een nieuwe koning is
aangekondigd.
Aan
het woord is een over heel de roman anoniem blijvende ik-verteller, wiens
levensloop zich open plooit over de verschillende tijdsmomenten, die telkens
worden aangegeven bij het begin van weer een nieuwe fase en geografisch de hele
wereld overspannen. Die totaal eigen benadering van Boyne geeft de roman iets
universeels. Voor de lezer is het telkens even wennen aan weer nieuwe namen,
aangepast uiteraard aan de regio waarin het verhaal zich op dat moment
ontwikkelt. Maar snel wordt duidelijk dat de afzonderlijke verhaalsegmenten op
een directe manier aan elkaar aansluiten: situaties uit het relaas van het
leven van de ik-figuur worden over tijd en ruimte getild en nodigen de lezer
uit mee het leven van de ik-figuur in kaart te brengen.
Rode draad door de roman is de
machtsdrang die de geschiedenis nu al ruim tweeduizend jaar lijkt voor te
stuwen. Macht gaat gepaard met wreedheid, oorlog en alles wat erbij komt
kijken. Een cultuur kortom waar mannen het voor het zeggen hebben en vrouwen de
mond worden gesnoerd. Zo luidt het uit de mond van een postulante in een Zweeds
klooster anno 1133:
‘Ik ben negentien jaar oud. En een vrouw. Denkt u echt dat er ook maar
iets is wat ik uit eigen vrije wil kan doen? […] Zo zit de wereld in elkaar.’
Als vanuit een
tegenkracht wil de ik-verteller zich ‘anders’ opstellen: van bij de aanvang van
de roman wijst Boyne erop hoe zijn hoofdfiguur de schijn van uiterlijk vertoon
afwijst. Als hij anno 169 met Commodus, de zoon van de toenmalige keizer van
het Romeinse Rijk, in contact komt, raakt hij betoverd door de wandtapijten in
diens vertrekken:
‘Ik voelde met mijn hand aan de stof en was getroffen door de
verbazingwekkende combinatie van kracht en kwetsbaarheid die elke steek
vertegenwoordigde. Mijn bewondering voor dergelijke dingen was precies waarom
mijn vader me zo minachtte. […] Ook toen al waardeerde ik schoonheid boven
alles.’
Mede
door de omstandigheden waarin hij terechtkomt, zal de ik zich genoodzaakt zien
een aantal mensen uit zijn directe omgeving om te brengen. Maar: waar anderen –
de mannen dus in de eerste plaats – zonder scrupules te werk gaan bij het
uitschakelen van mogelijke vijanden, blijft de ik zich er ongemakkelijk bij voelen.
Treffend is de uitspraak van Serafina, de Portugese die hij in 1267 ontmoet:
‘Liefde blijft liefde, woede verandert nooit. Hoop,
wanhoop, angst, hunkering, begeerte, lust, angst, verwarring en vreugde; jij en
ik ervaren die emoties zoals mannen en vrouwen ze altijd hebben ervaren of
zullen ervaren. We zijn een kleine bevolking in een steeds wisselend universum.
De wereld om ons heen kan dan wel constant aan verandering onderhevig zijn,
maar het universum in ons binnenste?’
Beter en adequater kan Een
reiziger niet worden geduid als het gaat om de dieperliggende motieven.
John Boyne
schuwt allerminst de grote thema’s die de moderne mens anno 2021 bezighouden:
seksueel misbruik, met daarbij ook incest, kolonialisme (‘De wet van de witte
man. Dit is een nieuwe wereld en het is de verantwoordelijkheid, ja het
aangeboren recht van Europeanen om alles te nemen wat ze aantreffen’), het
kappen van het regenwoud in Brazilië, de klimaatontregeling (en hoe Donald Trump
daartoe heeft bijgedragen), de ‘verovering’ van de ruimte… Maar even goed
refereert Boyne aan klassieke elementen, zoals de figuur van Teseria (en andere
gelijkaardige namen waaronder de oude blinde vrouw haar opwachting maakt) --
Teiresias uiteraard: ‘ik zie meer dan de meeste mannen of vrouwen. Toen mij bij
mijn geboorte het licht in mijn ogen werd onthouden, kreeg ik als compensatie
verschillende zintuigen.’ En voor wie vertrouwd is met het andere werk van
Boyne: de passus ‘Frankrijk 1916’ herneemt in de uiterst beknopte vorm van een
deelsegment de plot en intrige van Boyne’s meesterwerk De witte veer (De
Boekerij 2011).
Of en in hoeverre John Boyne ook de geschiedenis respecteert, of althans
wat we met enige vorm van zekerheid menen te weten, blijft voor de lezer een
uitdaging om dit ook na te gaan. Om een voorbeeld te geven: in het jaar 365
bevindt de ik zich op Cyprus. In een vreselijke storm raakt hij zijn geliefde
Larissa kwijt. De omstandigheden kloppen perfect: in dat jaar werd Cyprus getroffen
door een tsunami van ongekende omvang. Vaak ook maakt Boyne gebruik van de
‘blinde vlekken’ in de geschiedenis. Hoe Attila, de leider van de Hunnen, aan
zijn eind is gekomen, blijft onzeker. Boyne laat hem vergiftigd worden door
zijn vrouw.
En zo beweegt de roman zich met
een bijna duizelingwekkende snelheid naar de epiloog in 2080. Mannen of vrouwen
zijn er niet meer in het ruimtestation waar letterlijk overleefd wordt, alleen
nog ‘wezens’, van wie sommigen in staat zijn leven te scheppen in hun eigen
lichaam, andere niet. De ik heeft vrede gevonden met zichzelf en met zijn
omgeving: ‘ik behoor tot het verleden, het heden en de toekomst. […] Om me
heen: vrede. Echt heerlijk om tussen de sterren te leven.’
En voor de lezer: echt heerlijk
om als ‘een reiziger’ mee door het verleden te stappen naar wat mogelijk de
toekomst te bieden heeft.
John Boyne: Een reiziger, Meulenhoff, Amsterdam 2021, 492
p. ISBN 9789029094221. Vertaling van A Traveller at the Gates of Wisdom door Reintje
Ghoos en Jan Pieter van der Sterre. Distributie Lannoo
deze pagina printen of opslaan