Eenzaamheid is
wellicht de ziekte bij uitstek van dit tijdsgewricht. De coronapandemie heeft
haar nog een stevig duwtje in de rug gegeven, maar zelfs los daarvan lijkt er
nog nooit zoveel eenzaamheid te zijn geweest als nu. Mooi is dat niet, al
levert ze ook veel goede kunst op.
Joris Van Casteren, een van de beste literaire non-fictie
auteurs van ons taalgebied, weet er alles van. Hij is er als het ware toe
voorbestemd: als pasgeborene belandde hij zes weken in een couveuse. ‘Mijn
ouders konden vanuit de verte, vanachter een glazen wand, naar mij kijken,’
schrijft hij daarover, ‘Dubbelglas tussen mij en de wereld, dat is altijd zo
gebleven.’ Alsof het een voorteken zou zijn voor de positie die hij later als
schrijver liefst zou innemen: die van de observator, altijd afstand nemend, om
vanop die positie de meest treffende beschrijvingen de wereld in te sturen van
de onderwerpen die hem fascineren.
Zo is het ook in Eenzaamheid, het kleine maar zo
mooie boekje dat Van Casteren nu schreef. Het vertrekt vanuit een persoonlijke
ervaring, zijn engagement als coördinator van de Stichting Eenzame Uitvaart,
een organisatie die eenzame doden een waardig afscheid geeft. Vanuit die
ervaring vertrekt Van Casteren voor een tocht langs anekdotes, die schijnbaar
weinig met elkaar te maken hebben, behalve dat ze samen een palet vormen van de
gedaantes waaronder de eenzaamheid zich zoal manifesteert.
Verhalen die hij vanuit een journalistieke insteek
neerschrijft, worden afgewisseld met meer persoonlijke anekdotes. Hoe het leven
als gescheiden vader voor hem is bijvoorbeeld, of hoe hij een nieuwe liefde
vindt, die uiteindelijk toch voor haar carrière als internationaal vermaarde
celliste kiest en niet voor hem.
Het is een nieuw
gegeven in het werk van Van Casteren, die normaal één anekdote uitkiest en die
uitvergroot tot een boek waarin die feiten worden gefictionaliseerd. Dat deed
hij bijvoorbeeld in Het been in de IJssel (Prometheus 2014), over een uitgestrekt politieonderzoek naar
een been dat werd gevonden, en in Moeders Lichaam, het verhaal van een (ook al) eenzame man
die het lichaam van zijn overleden moeder angstvallig bewaarde.
In Eenzaamheid kiest Van Casteren voor een breed
thema, en hangt het niet op aan één verhaal. Maar ook nu weet hij naadloos het
journalistieke, het persoonlijke en het filosofische, beschouwende aan elkaar
te koppelen. ‘De eenzame heeft geen we, de eenzame is altijd ik,’ schrijft hij
bijvoorbeeld. ‘Soms heb ik geen zin in we, jaag ik ons weg. Ja, ik mis
de afzondering, ik geef het eerlijk toe. Maar eenmaal in die staat zal ik
opnieuw naar we op zoek gaan, dat is de primaat eigen.’ Het
onvermoeibaar op zoek gaan naar het grote in het kleine, het universeel maken
van de kleinste observatie: dat is het talent bij uitstek van Joris Van Casteren,
en het komt ook in Eenzaamheid weer op de voorgrond.
Joris Van Casteren: Eenzaamheid,
De Bezige Bij, Amsterdam 2021, 127 p. ISBN 9789403123813. Distributie
Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan