De veelvuldig bekroonde schrijver en dichter Toon
Tellegen (1941) debuteerde in 1980 met de poëziebundel De zin van een liguster. Hij
schrijft sindsdien ook allegorische dierenverhalen voor jong en minder jong,
alsook ander proza, zoals God onder de mensen. In dit boek voert
hij taferelen op waarin Gods wegen en die van talloze stervelingen elkaar kruisen.
Die ontmoetingen verlopen niet meteen sereen. Ze hebben de neiging om te
ontsporen in hevige woordenwisselingen of regelrechte ruzies, soms zelfs in handgemeen.
Wederzijds misprijzen komt daarbij geregeld aan de oppervlakte.
Zo is er de
man die op een ochtend God tegenkomt en hem zegt dat hij, God, ziek is. God wil
dat niet gehoord hebben, maar de man houdt voet bij stuk: ‘O, jawel! U bent
zelfs op sterven na dood!’ Na wat gekibbel over wie van hen beiden nu wel of
niet een zintuig heeft voor de dood, gaat God door het lint. Hij grijpt de man,
rammelt hem door elkaar en schreeuwt dat hij zich met zijn eigen zaken moet
bemoeien. Dat die er vast niet florissant bij staan, gooit God er nog achteraan
en zwiert de man vervolgens tegen een muur en loopt weg. De man houdt aan die
smak een paar gekneusde ribben over en heeft een gat in zijn hoofd. Thuis neemt
hij een paar pijnstillers en valt in slaap. Terwijl hij ligt te dutten, valt
God iets verderop als een baksteen uit de hemel neer. Hij belandt met een
enorme klap op de straatstenen. De geest gaf hij echter al voor hij de grond
bereikte.
De
meeste van de taferelen die Toon Tellegen aan elkaar rijgt, beslaan amper een tweetal
bladzijden. De personages zijn summier geschetst. Heel wat voorvallen spelen
zich overal en nergens af – op plekken zoals een helling in het gras aan de
oever van een rivier, of een onverharde weg tussen twee dorpen. Maar ook bij de
mensen thuis, tussen vier muren, komt het meermaals tot een confrontatie, want
God stapt dikwijls – ook ongevraagd – bij deze of gene binnen. Zijn
opdringerigheid is bijgevolg een van de weerkerende klachten van de mensen aan zijn
adres.
Net als
in zijn gedichten en dierenverhalen hanteert Toon Tellegen in deze prozastukjes
een heldere en toegankelijke stijl. Vaak is die eenvoud echter bedrieglijk. Niet
alleen woordspelingen creëren dubbele bodems, ook de ondertoon is doorgaans meerlagig,
omdat het grimmige wordt afgezwakt door de absurde draaien die de schrijver
geeft aan deze ‘verhalen en aantekeningen over God, wie hij ook is’, zoals de
ondertitel luidt.
Het duel tussen God en de mensen is vermakelijk, al is het niet zomaar om
mee te lachen. De opgevoerde God lijkt namelijk zijn
geduld met de mensheid verloren te hebben. Bij momenten heeft het er alle
schijn van dat hij regelrecht op een burn-out afstevent. Menigeen stelt dan ook
vast dat er een soort gelatenheid over hem is gekomen. ‘Oorlog, vrede,
hongersnood, natuurrampen: hij vond alles goed.’ Weten zij veel dat deze God soms
’s nachts wakker ligt en vertwijfeld verlangt naar de leegte vóór de schepping.
De wereld ‘ontscheppen’ behoort evenwel niet tot zijn mogelijkheden.
Een boek lang
varieert de schrijver toonvast op dezelfde thema’s. Gedoseerd lezen is dan ook aanbevolen
om de verhalen stuk voor stuk voluit tot hun recht te laten komen.
Toon
Tellegen: God onder de mensen, Querido, Amsterdam 2021. 136 p.. ISBN:
9789021425399. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan