De duistere zijdes van de kindertijd
Voor het eerst zijn de Enfantines
(1918) van Valery Larbaud (1881-1957) integraal naar het Nederlands
vertaald. André Gide roemde de ‘pure tover’ van deze nostalgische
jeugdherinneringen uit de belle époque en ook Marcel Proust was een hevig
bewonderaar. Kinderscènes bundelt negen messcherpe vertellingen, die
de lezer meevoert naar gene zijde van een ogenschijnlijk onschuldige
kindertijd.
Sleutelfiguur
en geheim agent
Bij de verschijning van Enfantines in 1918 was Larbaud al een sleutelfiguur in de
vooroorlogse letterkunde. Cocteau noemde Larbaud in een hommage-editie
van de Nouvelle Revue Française (1957) ‘un agent secret des lettres’.
Naast de auteur van romans, novelles en verhalen was hij een begenadigd
essayist, een onvermoeibaar vertaler (hij sprak zes talen vloeiend) en de
bevlogen pleitbezorger van ‘nieuwe’ schrijvers zoals Jorge Luis Borges, Comte
de Lautréamont, William Faulkner, Italo Svevo en James Joyce. Zo introduceerde
hij in Frankrijk middels zijn vertalingen bijvoorbeeld het werk van Samuel
Butler en Walt Whitman, en begeleidde de Franse vertaling van Ulysses, in samenspraak met vriend Joyce
en vertaler Auguste Morel, een vertaling die bovendien
vrij lang als standaard heeft stand gehouden.
In 1908 debuteerde hij met Poèmes d’un riche amateur ou oeuvres françaises
de M. Barnabooth, onder het pseudoniem Archibald Olson Barnabooth. Deze
bundel in een oplage van amper 200 exemplaren bevatte een vijftigtal
gedichten, een fictieve biografie van de mondaine, puissant rijke Zuid-Amerikaan
Barnabooth en de novelle Le pauvre chemisier (vertaald door E. du Perron
als De arme
hemdenmaker). In 1913, bij het verschijnen van A.O. Barnabooth, Ses Oeuvres
Complètes, een soort vervolg op de eerste publicatie, werd duidelijk dat
Larbaud achter de nom de plume Barnabooth zat. Het verhaal over
Barnabooth die naar de hand dingt van de dochter van de onfortuinlijke chemisier bleef bewaard, net als een
ruime selectie van de gedichten. De verzonnen biografie werd vervangen door een
Dagboek
van een miljardair (Ambo 1994, vertaald door Paul de Bruin).
Perecianen
zullen overigens in de ‘rijke amateur’ Bartlebooth — een centraal personage in Het leven een gebruiksaanwijzing — een mengeling herkennen van Herman
Melville’s Bartleby en Larbauds Barnabooth. De persona Barnabooth stond voor de
steenrijke maar gevoelige en dichtende kosmopoliet en was gestoeld op Larbaud
zelf. Op zijn achtste verloor Larbaud zijn vader en werd hij opgevoed door zijn
moeder en tante. Zijn leven lang had hij een broze gezondheid, een gebrek dat
deels gecompenseerd werd door het fortuin dat zijn vader had nagelaten (een
apotheker die rechten op het Vichy-bronwater had weten te claimen). Larbaud heeft
nooit moeten werken om in zijn onderhoud te voorzien, bezat diverse woningen en
had naar verluidt een bibliotheek van vijftigduizend boeken. Als een volleerd
dandy reisde Larbaud de wereld rond, van kuuroord naar mondaine badplaats tot
bruisende metropolen; een uitzonderlijke mobiliteit die ook blijkt uit Enfantines,
waaraan hij werkte in onder andere Montpellier, Warwick, Leamington, Londen,
Valbois, Perth, Dublin, Bône en Monaco.
Kinderscènes
In
haar uitgebreid en informatief nawoord verheldert vertaalster Katrien
Vandenberghe de vrij complexe publicatiegeschiedenis van de Enfantines en verantwoordt de selectie voor de
vertaling. Kinderscènes bevat de acht ‘reguliere’ enfantines
zoals die verschenen in 1918, aangevuld met ‘Gwenny-all-alone’, een later
gepubliceerd verhaal dat in de Pléiade-editie van
Larbauds verzameld werk, samen met een niet opgenomen epiloog uit 1914, onder
de kop ‘Deux enfantines retrouvées’ staat. Dat ‘La paix et le salut’, de
epiloog uit 1914, geschreven in Sandgate, hier niet is opgenomen, is
verantwoordbaar omdat Larbaud er op meerdere momenten van zijn
schrijversloopbaan afstand van heeft genomen. Desalniettemin verrasten enkele
vrienden Larbaud voor zijn zestigste verjaardag met een inmiddels zeer gegeerde
bibliofiele
uitgave van dat specifieke, anglofiele verhaal.
De titel ‘enfantines’ (als
bijvoeglijk naamwoord betekent dit ‘kinderlijk’) haalde Larbaud van de Franse
editie van Modest Moessorgski’s liederencyclus De kinderkamer. Een mooie toevoeging aan de nagelnieuwe Nederlandse
vertaling is dat er enkele gravures zijn opgenomen uit de prachtige
vierdelige editie van Enfantines uit 1926. Ook het voor- en achterplat
en de typografie van de titels zijn geïnspireerd op enkele van deze deeltjes. Bijzonder
is ook dat elke enfantine is
opgedragen aan een bepaalde persoon, vrienden van Larbaud. Onder anderen André
Gide, Gaston Gallimard, Léon-Paul Fargue en Marcel Ray kregen een enfantine toebedeeld.
Het is tijdens
een wandeling in het park met diezelfde Marcel Ray dat Larbaud op het idee komt
van ‘Portrait d’Éliane à quatorze ans’. Vandenberghe noemt de oudste van de Enfantines
— gepubliceerd in het tijdschrift La Phalange in 1908 — terecht de kiem
van de hele verhalencyclus: het verhaal dat de originele uitgave zou gaan
afsluiten, inspireerde Larbaud immers om nog meer vignettes te schrijven over
de complexe gevoelswereld van meisjes, jongens en adolescenten. In 1911 had hij
trouwens al naam gemaakt met een roman die gelijkaardige thema’s aansneed, Fermina Marquez (eveneens vertaald door Du Perron), waarin hij de eerste
ongelukkige kalverliefde van een gevoelige scholier op prangende wijze had
weten te verbeelden, zich baserend op zijn
eigen ervaringen in een kostschool.
Jeugdherinneringen en de wereld
van kinderen vormen uiteraard wel vaker het centrale thema van romans of
verhalen, ook en in het bijzonder in de negentiende-eeuwse literatuur. Denk
maar aan het werk van gangmakers als Charles Dickens, of dat van twee Franse
grootmeesters binnen het genre, Jules Vallès en Jules Renard. Met Enfantines treedt Larbaud deze traditie
zeker bij, maar tegelijk zijn deze sfeervolle, doorwrochte en weinig alledaagse
‘kinderscènes’ een poging om dat genre nieuw leven in te blazen. De op het
eerste gezicht eenvoudige verhalen — in een bij momenten naïeve, bijna sprookjesachtige,
impressionistische stijl — onthullen aspecten van de kindertijd die voorheen
genegeerd werden door een literatuur die resoluut te preuts en moralistisch was.
Zo snijdt Larbaud toentertijd heikele thema’s aan, zoals seksuele ontwaking
(‘Portret van Éliane op haar veertiende’), lesbische liefde (‘Rose Lourdin’),
klassennijd (‘Het hakmes’) en zelfs pedofilie (‘Gwenny-all-alone’).
Innerlijke wereld
Maar wat
deze Kinderscènes absoluut naar een
hoger niveau tilt is de modernistische insteek. Larbaud peilt diep naar de
innerlijke wereld van zijn hoofdpersonages, aan de hand van onder andere een
meesterlijk gebruik van de monologue
intérieur-techniek. Hij lijkt de sleutel te hebben die toegang verleent tot
alle mysteriën van de kinderlijke verbeelding, zienswijzen en sentimenten. Hoe
lieflijk de titel ‘enfantines’ ook klinkt, de auteur ervan benadert de
kindertijd op een verre van conventionele manier. Larbaud focust niet zozeer op
de onschuld, de goedheid of de charmes van kinderen, maar eerder op de duistere
zijdes, afgronden en valkuilen van hun gevoelsuniversum, hun keerzijde, zeg
maar. Hij toont onverbloemd de pijn van hoe het is een kind te zijn.
Bijna alle helden in Kinderscènes zitten dan ook in een soort
existentiële malaise. Ze zijn nagenoeg allemaal letterlijk lijdende voorwerpen.
Omdat Larbaud ze zo dicht op de huid zit, hun wereld zo secuur verwoordt, is
hun pijn vaak meer dan invoelbaar. Sommigen groeien op in de kille omgeving van
een pensionaat (‘Rose Lourdin’) anderen zitten gevangen in de gouden kooi van
een luxueus hotel (het ijzingwekkende ‘Dolly’). De kinderhelden van Larbaud lijken
te leven in een wereld waar volwassenen nooit toegang toe kunnen krijgen. De
ouders zijn in deze verhalen de grote afwezigen of blijven steeds op de
achtergrond: ‘Wie schrijft nu eens dat urgente boek over ‘Slecht opgevoede
ouders’?’
Larbaud
— een fanatiek aanhanger van de exuberante avonturenromans van Jules Verne en
Pierre Loti — laat zijn geïsoleerde, onbegrepen of eenzame personages vluchten
in de zelfgecreëerde werelden van hun verbeelding. Milou in ‘Het hakmes’,
bijvoorbeeld, schrijft een fabel en trekt zich geregeld terug in een
‘onzichtbare wereld’; de jongen in ‘Vakantietaken’ waagt zich aan poëzie; tijdens
de spelletjes in ‘Het Grote Tijdperk’ vloeien realiteit en verbeelding voortdurend
in elkaar over; in ‘Vakantietaken’ en ‘Het uur met het Gelaat’ leeft een
‘figuur’ in de marmeraders van een schouw. In ‘Vakantietaken’ krijgt die fantasiewereld
zelfs een mystiek kantje: de verteller denkt terug aan een vriend, die een
bijna magische aantrekkingskracht op hem uitoefende. De stemmingswisselingen en
de wispelturigheid van de vriend knagen aan zijn gemoed, terwijl de idyllische
omgeving waarin hij zich bevindt zijn verheven gevoelens alleen maar versterkt
(terzijde: Larbaud had zich in 1910 bekeerd tot het katholicisme, een resolutie
die ook nog opduikt in ‘Gwenny-all-alone’).
Gewrongen machtsverhouding
Gezien Larbauds maatschappelijke
achtergrond is het bovendien weinig verwonderlijk dat alle kinderen behoren tot
de hogere klassen, gedijen binnen de beschermde bourgeoisie-cocon. Ze bevinden
zich allen in een geprivilegieerde positie, die hen moeiteloos de middelen om
hun verbeelding de vrije loop te laten ter beschikking stellen. Maar
tezelfdertijd heerst er een gewrongen machtsverhouding tussen de
rijkeluiskinderen en de kinderen van de lagere klassen. De bourgeoiskinderen
kijken vaak op naar die van de lagere klassen, alsof enkel zij bepaalde
waarheden in pacht hebben. In ‘Het Grote Tijdperk’ zijn de kinderen van de
fabrieksbazen bijvoorbeeld danig onder de indruk van de dochters van een
arbeider en in ‘Rachel Frutiger’ kunnen de ouders van twee door de verteller
bewonderde meisjes het schoolgeld niet betalen. In ‘Het grote hakmes’ verminkt
de rijke erfgenaam Milou zich om in de gunst te komen bij een herderinnetje dat
zich aan het snijtuig uit de titel heeft verwond. En in ‘Portret van Éliane op
haar veertiende’ voelt de hoofdpersoon zich in eerste instantie aangetrokken
door mannen uit de lagere klassen, omdat hun lichamen atletischer zijn door hun
fysieke arbeid.
Annie Ernaux — nog zo’n herinneringsspecialiste — schreef, zoals
Vandenberghe aangeeft in haar nawoord, over de klassenstrijd in Enfantines een snijdend stuk. Hierin benadrukt
zij dat het van belang is de
maatschappelijke positie van de auteur mee te nemen in de interpretatie van
zijn werk ( L’enfance et la déchirure,
Europe, n° 798, 1995). Ernaux’ lezing kan niet anders dan een politieke zijn,
schrijft ze, omdat Larbaud wel degelijk keuzes heeft gemaakt in de beschrijving
van zijn personages, en omdat, ja, die niet zo onschuldig zijn als we op het
eerste gezicht zouden durven denken.
Erotines
Tot slot nog enkele woorden over het erotisme
in Kinderscènes. Wie schrijft over de
gevoelens van kinderen en adolescenten, kan niet omheen thema’s zoals seksueel
ontwaken of nieuwsgierigheid naar het andere en zelfde geslacht. In ‘Rose
Lourdin’, het openingsverhaal, wordt de vertelster verliefd op een
medeleerlinge van haar kostschool. Haar gevoelens worden steeds intenser, maar
in plaats van Rosa haar liefde te bekennen, koestert ze ‘het verdriet’ en zoekt
het gezelschap van een andere leerlinge, die haar pest. Er is een voortdurend
spanningsveld tussen masochisme, lichamelijke lust en verboden liefde (er is de
suggestie van een hechte band tussen Rosa en een leerkracht). Larbaud weet de
gevoelens van de getormenteerde Rose perfect te verwoorden: een hoogtepunt is
de buñueliaanse fetisj-scène met het schortje. ‘Rose Lourdin’ zindert van een bevreemdende,
nagenoeg bedwelmende zinlijkheid.
Een gelijkaardige nadruk op wellust komt voor in de achtste
enfantine ‘Portret van Éliane op haar veertiende’. Het hoofdpersonage
bevindt zich op het kantelpunt tussen een meisje en een jonge vrouw. Ze
fantaseert over onkuise liefde en vindt troost bij de afbeelding van een naakte
man in de geïllustreerde encyclopedie van haar vader. Vervolgens probeert ze de
aandacht te trekken van enkele jonge mannen in het park, om daar meteen ook
allerlei romantische liefdesverwikkelingen bij te verzinnen. De broeierigheid
van de parkscène doet denken aan het prikkelende liefdesspel tussen Leopold Bloom
en Gerty MacDowell in ‘Nausicaa’, het vijfde hoofdstuk van Ulysses. Hoe
het zij, in deze ‘kinderscène’ toont Larbaud hoezeer hij de techniek van de monologue intérieur meester was.
Ook in het
laatste verhaal ‘Gwenny-all-alone’ is de aantrekkingspool een twaalfjarig
meisje dat op de rand van de jongvolwassenheid staat. Haar ‘kinderlijke trekken’
zijn bijna allemaal verdwenen laat de verteller weten, een oudere jongeman die
zich verschuilt in een Welsh vakantieoord. Het buurmeisje Gwenny, dat geregeld
en al dan niet met opzet haar bal over de tuinmuur gooit, roept bij hem vooral een verlangen op haar te ‘beschermen’.
Hij heeft in het verleden nog andere ‘vriendschappen’ en ‘grote liefdes’ gehad
met jonge meisjes. De volwassen wereld begrijpt hij niet, stoot hem zelfs af.
Hij wil enkel de zachte aanwezigheid van meisjes ervaren. Voor veel hedendaagse
lezers is de pedofilieradar al stevig in het rood gegaan, maar Larbaud geeft er
een magnifieke (en beruchte) draai aan: de verteller zoekt in de meisjes
niemand minder dan God, zijn ‘grote onzichtbare vriend’. Alles wat geen
onschuld belichaamt, lijkt hem ‘dwaas’ en ‘zinloos’. Hij wil niet langer de
volwassene ‘spelen’, maar enkel de draad van zijn kindertijd oppikken, zonder
ook maar één ‘boze gedachte’ of een ‘onzuiver woord’.
Zo idealiseert Larbaud
uiteindelijk dan toch de kindertijd en bombardeert hem tot een transcendente
toestand van ‘voor de originele zonde’. De verteller in ‘Gwenny-all-alone’
ontdekt de kern van zijn kindertijd door erover te schrijven, net als Larbaud. Kinderscènes biedt troost door ons in de waan te
laten dat we onze kindertijd pas echt kunnen beleven eenmaal we volwassen zijn.
Tegelijk confronteren deze enfantines ons
met de onmetelijke tristesse dat onze
kindertijd eindig is en — helaas — onomkeerbaar verloren, eenmaal de
volwassenheid zijn bruuske intrede doet.
Valery Larbaud: Kinderscènes, De Arbeiderspers, Amsterdam
2021, 224 p. ISBN 9789029539753. Vertaling van Enfantines door Katrien
Vandenberghe. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan