Toon Van Mierlo is bezig aan een heuse versnelling. Zijn debuut, Het
geluk van jonge vaders, verscheen in 2006 (Luisterpunt), Een paar is
twee in 2016 bij Vrijdag en nu is er zijn derde roman. Het was ook een
advies van een recensent in de Standaard der Letteren, lezen we op het
achterplat: ‘Van Mierlo moet gewoon wat vaker publiceren’.
Roman drie is totaal anders van sfeer en taal dan de vorige, die
sterk leunt op humor en snelle dialogen in familiesferen. Deze keer overheersen
zwaarte en monologen. Je vindt wel wat lichtheid en een paar gesprekken in het
eerste deel van dit nieuwe boek. Dat speelt rond deze tijd. De twee
hoofdpersonen, Casper en Octavia, zijn dan zes, bijna zeven. Om en om ik-vertellen
ze over wat ze meemaken met respectievelijk zijn beste vriendje en haar tweelingbroertje
Kas. Kas verongelukt op de dag dat hij moest opdraven om samen met Casper weg
te lopen van huis om kindsoldaat in Afrika te worden. Kas wordt begraven,
Casper komt na enige tijd terug op school. Nadat hij Kas heeft aangereden zien
worden, is hij meegegaan naar Italië met een oudere man. Maar alleen de lezer
kent deze feiten.
Ruim 60 jaar later, in 2081, het wordt ook nog 2082, zijn Casper
en Octavia min of meer een duo. De wereld is door verschillende rampen gegaan. Als
afgedane witte mens zonder kind(eren) mogen ze in een soort capsules, met ook
een ‘gemene ruimte’, het water op, zonder recht op terugkeer. Volledig verzorgd,
zelfs verwend met en door ultramoderne snufjes. Casper wilde graag met O een
duo vormen, Olivia is uiteindelijk nieuwsgierig genoeg om dat toe te staan, ze
heeft immers nog een brandende vraag. Voordat de aarde door de stormen, het
water en de veranderde machtsverhoudingen totaal veranderde, hebben Casper en Octavia
nog een paar keer een date gehad. Toen vond Octavia de man van haar leven:
Fred. Als hun kind Brandy overlijdt door een ongeluk, eindigt die relatie vrij
snel (wie heeft de meeste schuld?). Casper blijkt hun levens altijd nauw
gevolgd te hebben, hij papt ook aan met Fred en zoekt Kenny op, de automobilist
die zegt het kind overreden te hebben. Uiteindelijk, stapje voor stapje, komt
de gruwelijke waarheid op tafel.
Het belangrijkste van het boek is de oplossing van de twee grote
vragen/ongelukken, die ook gesitueerd had kunnen worden in bijvoorbeeld de
jaren 2040. Maar goed, Van Mierlo koos voor een later tijdstip, zodat de
personages wat meer kunnen terugkijken. Zonder dat ze dat overigens echt doen, ze
blijven bij de belangrijkste periode: die van het ongeluk van het kind van
Octavia, en kort daarna. Kennelijk wilde Van Mierlo ook graag wat kwijt over de
eigen tijd, in de vorm van de latere ellende in de soort maatschappij die nu al
enigszins zichtbaar is. Kort motiveert hij dit door Octavia te laten vertellen
dat de stormen haar eigenlijk gered hebben: ‘om eerlijk te zijn, ze hebben me
gewekt, ik vraag me af of ik in de oude wereld ooit nog tot leven zou zijn
gekomen.’ Maar over de tijd tot haar 70ste lezen we verder nauwelijks iets.
We krijgen wel de geëigende elementen van de dystopie, zoals daar
zijn: de stormen, de regens, de enorme waterstijging, het uiterst precieze
staatstoezicht, digitaal bestaan en individueel genot op bestelling. Hij voegt
er het originele gegeven van de capsule aan toe en vooral de overduidelijke
teloorgang van de suprematie van de witte mens, waar we anno 2021 al de tekenen
van zien.
Die dystopische elementen kunnen niet verhullen dat hier eigenlijk
sprake is van een tamelijk bekend, zeer plotgericht opentrekken van geheimen.
Waarbij we er, iets te langzaam, achter komen hoe ‘het’ zit, en wie de grootste
schuld draagt. Daarbij moet de verteller twee keer in het hoofd kruipen van een
ander personage dan Casper of Octavia.
Dat laatste doet Van Mierlo op zich best knap. Hij vertelt
hetzelfde verhaal (de dood van Brandy) fraai verschillend door de bril van
Kenny en daarna door die van een ander. Ook Fred mag even als ik-verteller
opdraven, waarbij de lezer gedwongen wordt de blik op het karakter van de
schurk (zullen we dan maar zeggen) eens te heroverwegen. Maar de verklaringen
omtrent het gedrag, de motiveringen ervan, zijn bijna allemaal erg
ongeloofwaardig. Ik kan daar niks over meedelen, door die plotgerichtheid.
De toekomstscènes in de jaren 2081 en 2082 worden tamelijk houterig
gepresenteerd. Ze wekken de indruk live verteld te worden, Casper en Octavia
spreken elkaar ook daadwerkelijk en ze gaan met elkaar naar bed, maar geen
enkele dialoog, hoor. Het zijn vrij lange, enigszins onnatuurlijke monologen
gericht aan de ander, de ‘je’. In deze monologen wordt ook informatie over de
stand van zaken in die en de voorafgaande jaren verstrekt, die de ‘toehoorder’
zelf uiteraard al lang kent. Ook krijg je van die kromme situaties als deze:
‘Kom, geef me je hand. Ah, fuck! Ze dienen me schokken toe. Ik doe toch niets
verkeerd?’
Er is wel sprake van een mooie, multi-interpretabele titel met dat
lekker laconieke tweede deel ervan. En een geestig en even laconiek motto: ‘Ever
since the world ended, / I don’t get out as much’ (Mose Allison).
De titels van de (zes) delen zijn niet zo mooi als die van het
vorige boek, en vooral niet zo geestig. Twee springen er, nieuwsgierig makend, uit,
precies die van de stukken vanuit Kenny en Fred, respectievelijk: 3 Is er iets
wat jij wel kan, Van Arimethea? En 5 Start de vertoning.
Wat ‘we’ vooral ook hebben is een wonderschoon, en slim verteld
eerste deel van zo’n 60 pagina’s, met prachtige kinderstemmen, mooi van
karakter verschillend en elkaar qua verhaal aanvullend, zonder dat alles
weggegeven wordt. In het tweede deel lukt het naar mijn idee niet om die twee
op hun oude dag opnieuw zo treffend aan het spreken te krijgen.
Toon Van Mierlo: De aanpassingen, Vrijdag, Antwerpen, 2021, 222 p.
ISBN 9789464340549
deze pagina printen of opslaan