Poëzie

BOEKEN NR. 6, JUNI 2022

Arno Van Vlierberghe: Ex Daemon

door Laurent De Maertelaer

Poëzie produceren als roes  

Ex daemon
, de langverwachte tweede dichtbundel van Arno Van Vlierberghe (1990), kondigt zich bij monde van een blurb aan als ‘de apocriefe neerslag van het onwettig verhoor van de enige nog levende getuige van De Situatie.’ Voor de meeste taalminnende stervelingen is dit volstrekt koeterwaals, maar lezers-aanhangers van Van Vlierberghes Vloekschrift herinneren zich ongetwijfeld ‘De Situatie’ als het tweede deel van zijn lovend onthaald debuut. Daarin zocht de dichter niet alleen een antwoord op de pertinente vraag: ‘Wat is De Situatie?’, hij stuurde ook onrechtstreeks aan op een situationeel vervolg: ‘Waarom zouden we ze tot stilstand brengen?’ Zijn voorstel is ongeveinsd en eenduidig, even schamper als schrander: ‘Laten we vooraan opnieuw beginnen.’
 
De idee dat Ex daemon een voortzetting is van Vloekschrift wordt in het jongste en langste gedicht verschillende keren expliciet en zelfreflexief uitgesproken, zoals in de vragen: ‘Zit ook jij in met De Situatie?’ en ‘Het verschil tussen Vloekschrift en dit boek?’ Beide bundels stuiteren, botsen en kaatsen gretig rond in dezelfde echokamer, zoveel is duidelijk: gelijkaardige thema’s resoneren, motieven sijpelen door, vraagstellingen worden herhaald en zinssneden uitgewisseld. Ex daemon start ergens in 2017, grofweg inpikkend op het moment waar Vloekschrift eindigde. Bestendiging en continuïteit zijn hierdoor verzekerd. De demon-dichter ontwaakt uit een langdurige overwintering, klaar om vooraan te beginnen, net zoals hij zich had voorgenomen: ‘De ogen aarzelend opslaan omzichtig uit de slaap.’ Er ontspint zich — ‘snurkend’ — ‘een goed klinkend gedicht’.
 
Een moreel kompas
Op vloekschrift.be —Van Vlierberghes weblogboek annex proeftuin voor ‘schizo-entropie’ — heet Ex daemon eind 2017 nog ‘Mark Baumer is dood’, de ‘100 pagina’s tellende’ opvolger van Vloekschrift. Onder dezelfde titel volgde er in 2018 een chapbook in een oplage van 20 exemplaren bij Marktcorruptie, de zine-uitgeverij van Van Vlierberghe en Dominique De Groen. Diverse fragmenten van vroege versies van Ex daemon  verschenen als work in progress in de loop der jaren in nY, Het Liegend Konijn en Poëziekrant, en op SamPol en Samplekanon.
 
Uiteindelijk klokt Ex daemon af op een tachtigtal pagina’s, maar de intrigerende figuur Mark Baumer is blijven hangen. Zijn geest waart endemisch rond in Ex daemon. De betreurde Baumer (1983-2017), net als Jezus op 33-jarige leeftijd overleden, was een schrijver, internetfenomeen en milieuactivist. In 2010 wandelde Baumer in 81 dagen van de Amerikaanse oostkust in Georgia naar Santa Monica aan de Californische westkust. In 2016 wilde hij zijn prestatie overdoen, zij het deze keer blootsvoets, met de bedoeling geld in te zamelen voor een lokale milieuorganisatie en het publiek bewustzijn over de klimaatsverandering te vergroten. Op diverse sociale mediakanalen hield Baumer een dagboek bij van zijn wandeling: vooral zijn films op YouTube trokken de aandacht en hadden veel succes. Van Vlierberghe droomt er overigens van om al deze films na elkaar te vertonen, in één lange marathonsessie.
 
Maar op dag 101 van Baumers tweede voettocht (for the record, het initieel beoogde aantal pagina’s van Ex daemon) sloeg het noodlot toe. Hoewel hij aan de juiste kant van de weg liep en zoals steeds een hesje droeg, werd hij in Florida onopzettelijk aangereden en gedood door een manoeuvrerende S.U.V., het potsierlijk kapitalistisch symbool bij uitstek, de zoveelste gecreëerde behoefte die ons huidig tijdsbestek terroriseert én de exacte tegenpool van een vredevolle, wandelende activist zonder schoenen.
 
Op veel manieren is Ex daemon te lezen als een treurdicht ter ere van Baumer:
 
‘Hoewel ik je niet ken, mis ik je Mark.
Mag ik dit zeggen in dit gedicht?
Geen betere plaats dan poëzie om het over doden te hebben.’
 
Baumers cynische dood en zijn inspirerende wandeltocht komen ter sprake en fungeren als een soort moreel klankbord, een ethische toetssteen: ‘Hoeveel Mark Baumers kunnen we dit jaar nog verliezen?’ Is dit de reden waarom ‘Ex daemon’ als titel de voorkeur kreeg, en niet ‘Mark Baumer is dood’? ‘Daemon’ kan in die optiek verwijzen naar de daimoon van Socrates, de innerlijke stem van het geweten. Bij Plato (en dus Socrates) is de ‘daimoon’ immers verbonden met de rede en heeft niets duivels of demonisch in zich, maar werkt eerder als een moreel kompas. Volgens Socrates heeft iedereen een eigen ‘daimoon’, die tegelijkertijd beschermt en ethisch stuurt.
 
Baumer als daimoon, het is een plausibele interpretatie van de titel Ex daemon. Demonen en andere boze geesten komen in de bundel immers niet expliciet aan bod. Het duivelse wordt nergens letterlijk uitgesproken, op één doorwegende uitzondering na: ‘Het doel van dit gedicht is om het demonische de poëzie binnen te laten.’ Toegegeven, de titel straalt het demonische onverbloemd uit en uitgeverij het balanseer vraagt de duivel zélf speels met enkele subtiele zetten ten dans. Zo is de officiële verschijningsdatum van Ex daemon 13 mei 2022, een vrijdag (6 juni 2022 — 666 — was ook mogelijk geweest, met de drie ‘2’-en van dit jaar als derde ‘6’)’. Na het ophalen van de eerste exemplaren bij de Oostakkerse drukker Graphius drong een alle duivels bezwerend bezoek aan het nabijgelegen bedevaartsoord Lourdes zich op. Enkele dagen later vond de boekvoorstelling van Ex daemon plaats in het voormalige ‘dolhuis’ Geeraard de Duivelsteen (‘Ik schrijf deze zin vanuit de psychiatrische afdeling van een dankbaar ziekenhuis’). Van Vlierberghe liet, tot slot, op sociale media meer dan eens doorschijnen dat een zeker duivels blond bier gebrouwen in Puurs-Sint-Amands de uitgelezen brandstof voor zijn poëtische output was. Hoe het zij, een wereld waarin Baumers doodgereden worden door S.U.V.-mastodonten is meer dan hels genoeg.
 
‘Parataxis, een luxe voor een lichaam zonder strijd’
De huidige, ‘prachtige crisis’ die werd bezongen in Vloekschrift is verre van voorbij, wel integendeel. In Ex daemon blijft de dichter vragen stellen, zeker als die geen pasklare antwoorden vinden: ‘Wat moet je doen, wanneer niets meer kan?’ Wanneer de woorden ‘van overal uit het donker’ komen aandrijven, dan is van vooraf aan, ‘opnieuw’ beginnen, zoals gezegd, een optie. Uit Vloekschrift bleek echter al de magnifieke ontoereikendheid van de poëzie: ‘Ik wil geen gedichten meer, maar zones’. Een ‘taalvirus’ moet de poëzie overnemen en ‘vullen’ met die bewuste ‘zones’ (N.B. de domeinnaam van Marktcorruptie eindigt op .zone). Is Ex daemon als de sequel van Vloekschrift zo’n zone?
 
Als cinefiel doet het woord ‘zone’ mij in eerste instantie denken aan het verboden gebied in Andrej Tarkovski’s  Stalker (1979), maar in combinatie met ‘taalvirus’ denk ik dan weer aan het werk van William S. Burroughs, in het bijzonder zijn invloedrijke roman The ticket that exploded (1962). Maar wat mij ook (en vooral) voor de geest komt, is het lange gedicht Zone van Guillaume Apollinaire. Dat ‘Zone’ het grandioze openingsgedicht van de bundel Alcools (1913) is, is mooi meegenomen, aangezien zowel Vloekschrift als Ex daemon zelf aangeven hoe ze het best gelezen worden, namelijk laveloos of (echt) dronken.
 
Vormelijk heeft Ex daemon alleszins heel wat raakpunten met ‘Zone’. Net als Apollinaires stadspoëem is Ex daemon een lange, vloeiende opeenvolging van gebalde zinnen, met geen of nauwelijks enjambementen (had ‘een Arno’, een schier eindeloze On the road-achtige scroll voor ogen bij het schrijven?). Ex daemon presenteert zich dusdanig als een tekstmonoliet. In tegenstelling tot Vloekschrift heeft Ex daemon geen paginanummers noch delen, compartimenten of secties. Eveneens in het oog springend is de dubbele interlinie, waardoor de bladspiegel — mede ook dankzij het buitenmaatse boekformaat en de consequent aangehouden, linkse uitlijning — een oceanische weidsheid krijgt en de korte, quasi-geïsoleerde verzen het beukend impact van een staccato slagzin.
 
‘Zone’ is bovendien een sterk voorbeeld van paratactische poëzie. Zo is onder andere het feit dat Apollinaire alle interpunctie liet vallen niets minder dan onversneden parataxis, een weerkerend motief en een van de drijvende krachten die Ex daemon gaande houdt (‘Ontneem ons de parataxis en ik word gek.’):
 
‘Het verschil tussen Vloekschrift en dit boek?
Parataxis, een luxe voor een lichaam zonder strijd.’
 
Parataxis is een complex begrip. Theodor Adorno, om maar één grootheid te noemen, heeft een bekende analyse gemaakt van het paratactische bij Friedrich Hölderlin. Stefan Hertmans op zijn beurt heeft in een helder essay geschreven over het paratactische in de hedendaagse zinsbouw. Hierin hekelt hij de neiging om in ‘verticale paradigma’s’ te schrijven (anders gezegd: lijstjes van trefwoorden, het resultaat van onbedwingbare categoriseringsdrang, beter bekend als ‘hokjesdenken’) ten nadele van het hiërarchische in ‘gewone’ syntaxis (zinsbouw met onderschikkende bijzinnen). In literatuur is parataxis in essentie een stijlfiguur of beter gezegd, een literaire techniek waarbij nevenschikking het haalt boven onderschikking. Concreet: korte, nevenschikkende zinnen sorteren een maximum aan effect, zeker als ze zich zoals in Ex daemon in een soort lijstvorm manifesteren. De paratactische insteek begiftigt de verzen in Ex daemon met een verslavend ritme en een rijke sonoriteit, maar geeft ze soms ook iets sloganesk: ‘Mooie holle woorden waar iedereen van houdt.’
 
Parataxis wordt evenzeer gebruikt om een techniek in poëzie te beschrijven waarin twee sterk verschillende beelden of zinsdelen naast elkaar worden geplaatst zonder een duidelijk verband. Haiku’s en het gros van Ezra Pounds korte gedichten zijn goede voorbeelden. Ex daemon bulkt van dergelijke contrasterende metaforen en beelden, waarbij de verrassende clash tussen tegennatuurlijk nevengeschikte velden nieuwe betekenissen genereert. Parataxis of niet, blijft de vraag: ‘Hoe moet je dit lezen dan?’ Het motto van Kathy Acker, voorin Ex daemon, biedt helaas weinig of geen soelaas: ‘Here’s the information, go fuck yourself.’
 
Parataxis fragmenteert de lyrische stroom en maakt onderdeel uit van wat in se een postmoderne houding is. De poëtische fragmentatie reflecteert het versplinterd wereldbeeld van de dichter. De ‘condition postmoderne’ wantrouwt zichzelf legitimerende systemen als religie, politiek en kunst, en grossiert in epistemologische twijfel. Het postmoderne gedachtegoed uit zich op verschillende manieren in Ex daemon.
 
‘Een ik met ruimte voor meer’
Misschien de grootste postmoderne manifestatie in Ex daemon is wat je een pluralisme van gezichtspunten of perspectieven zou kunnen noemen. Afwisselend komen een ‘ik’ en ‘jij’ aan het woord, maar ook een ‘ons’ en zelfs een ‘het’. De ‘ik’ is niet strikt egocentrisch, maar vertrekt vanuit een gemeenschap, de dichter leeft wel degelijk in de werkelijkheid: ‘Hoe minder ik aanwezig, des te beter dit gedicht.’ en ‘Ik weet wat ík doe.’ Een andere keer is de ‘ik’ echter niet duidelijk omlijnd (‘Een ik met ruimte voor meer.’) of wordt een stoorzender en ontregelt de syntaxis: ‘Mijn kansen op de arbeidsmarkt verkleinen, tot ik niet meer meetelt.’, ‘Beeld je in dat dit lyrische poëzie is. / Hoe anders zou het klinken en hoe voelt het je?’ of ‘Dit is een gedicht waarvan ik het niet wilt halen.’ De poëtische stroman ‘Een Arno’ uit Vloekschrift is inmiddels gemetamorfoseerd: ‘Een Arno is een welgekomen bijproduct van dit gedicht.’ en ’Ik begin mezelf overbodig te maken. / Eindelijk! / Er bleef niet veel Arno over.’
 
De nijpende obsessie met het ik (‘Hoeveel Arno is te veel Arno?’) genereert schitterende verzen die doen denken aan het gebeitelde hyperindividualisme van een Walt Whitman of een Vladimir Majakovski: ‘Ik ben het geschokte vertrouwen!’, ‘Ik ben het einde van de lijn, de laatste halte. / Na mij, geen Van Vlierberghe meer.’ en ‘Zonder het geen ik, niet vice versa / Jij noemt dit narcisme. / Voor mij is het onversneden bestaansvreugde.’
 
De postmoderne vertwijfeling (‘Sorry, ik ben op het verkeerde spoor.’) maakt meer dan eens plaats voor zich op de borst kloppende branie, vol van pulserende ironie: ‘Dit is een groot meesterwerk!’. Die knagende ironie is trouwens een van de sterkhouders van Ex daemon (‘Het ruikt hier naar iemand die op het punt stond iets van tel te gaan zeggen.’, ‘Wie geen poëzie van de Apocalyps wil, had er maar geen moeten organiseren.’, ‘Ja, honderd pagina’s lang dit soort poëzie!’), culminerend in de heerlijke pastiche van een recensie van zichzelf:
 
‘Je gedicht werkt heel consequent, zonder ballast, een gedachtegang uit.
Een subtiele, milde aanklacht van de evidentie van welvaart, van materialisme.  
De verbinding tussen vroeger & nu, naadloos gelegd.’
 
Verschillende tijdsindicaties creëren een logboek van de genese van Ex daemon, een ‘als poëzie’ begonnen tekst die wil ‘bewijzen dat ficties kunnen fikken.’ Het is slechts een van de doelstellingen die dit uitgesponnen poëem zichzelf stelt, met de nodige (alweer postmoderne) ironiserende zelfreflexiviteit. Een steeds ambitieuzere mantra herhaalt zich het hele gedicht door, telkens beginnend met de woorden: ‘Het doel van dit gedicht is…’ Inderdaad: wat wil Ex daemon bereiken? ‘Het doel van dit gedicht is talige pyromanie.’, klinkt het ergens, maar elders: ‘Het doel van dit gedicht is om alle andere gedichten te onttronen.’ Anders geformuleerd:
 
‘Deze poëzie is hoegenaamd niet functieloos.
Het stelpen van een ontologische bloeding.’
 
Ex daemon wil niet alleen hulp bieden bij elk zijns-hematoom, maar ook onverminderd een boodschap overbrengen (‘De taak van de mens is om voor iedereen & alles te leren zorgen. / Wat is daar echt moeilijk aan?’), ja zelfs ráken: ‘Zolang er maar geraakt wordt. / Is wat ik wil zeggen.’ Hoewel, de twijfel prevaleert (‘Niks komt écht nog binnen. / Of zei ik dat al?’), blijft de dichter de dwingende noodzaak van poëzie onderschrijven. In Vloekschrift klonk het nog: ‘De vijand is alles wat in de weg staat van dit gedicht.’, maar in Ex daemon wordt het defensieve nog preciezer afgesteld: ‘Dit gedicht is een totale catastrofe.’, zij het een onontbeerlijke: ‘Niemand heeft dit ding nodig. / En toch moet het geschreven.’
 
Schrijven als een blinde hond die aan een ketting rukt
‘De methode’, het laatste deel van Vloekschrift, verwijst rechtstreeks naar de slaap die de dichter in het begin van Ex daemon nog overmande en waaruit hij stilaan wakker wordt: ‘Het lichaam, het warmste werktuig, slaapt. / In de onaanraakbaarheid van de slaap, het laatste bastion van verzet, droomt het.’ Actie dringt zich op en ‘De methode’ eindigt dan ook met de niets goeds voorspellende woorden: ‘Sticht een midden en steek het in brand’.
 
Sprong in de tijd naar Ex daemon en 2018, waar ‘de dichters’ — helaas — ‘vermoeid’ en ‘zonder verbeelding’ zijn: ‘De methode die het werk overleeft is een dode methode.’ Na de eerdere methodische pyromanie is ‘het midden’ bovendien ‘zonder strijd’. Het initiële Slapen is een slag in het water, of anders gezegd, met een mooie zinspeling op de filosofie van Mark Fisher: ‘Gaan slapen in dit permanente heden is een autonome politieke daad, meer niet.’
 
De dichter moet ontwaken uit het ‘verlammend horizontalisme’ (een ferme knipoog naar de te mijden parataxis, nog versterkt door: ‘Ik lach mijn syntax stuk.’) en de ingedommelde koe bij de hoorns vatten: ‘De tijd van het handelen is daar.’ Er moet worden gestreden: ‘Zonder strijd stelt ik niets voor.’ [sic] De dichter moet het publiek van ‘voldoende papieren revolutie’ voorzien, ‘de klootzakken’ moeten ‘klein’ worden gekregen. Een wilde baaierd aan vragen verlamt de dichter: ‘Wat is onze taak?’, ‘Wat staat er ons nog te wachten?’, ‘Wat moeten we doen wanneer niets meer kan?’, ‘Wat nu gedaan?’, ‘Opnieuw: wie of wat legt de roest dan wel op het nu?’, ja zelfs Piet Huysentruyt wordt erbij gesleurd: ‘Wat hebben we vandaag geleerd?’ Om tot de conclusie te komen: ‘Het is belachelijk dit in een gedicht te moeten vertellen.’
 
Dan komt 2019, ‘De Vlaamse poëzie stikt in haar symbolische dressing’. Maar de daemon treft geen schuld: ‘Je kijkt de verkeerde aan, lieve mooie poëzie.’ Het eindspel van de poëzie is namelijk al een tijd geleden ingezet: ‘De ikjes van de Nederlandstalige poëzie worden collectief wanhopig of vice versa.’ Zelfs een Baumer kan de scheve situatie niet meer rechttrekken: ‘Wat nu? / Blootsvoets naar het einde van dit genre. / Op dag 101 aangereden worden.’ Op 30.03.2020 verklaart de dichter de poëzie dan maar (paratactisch) failliet: ‘Enkel de nevenschikking kan ons nu nog redden.’
 
‘Lieve dichters & vrienden, laat ik de parataxis even voor wat ze is en luister: / Staan we nog aan de juiste kant?’ Een Arno heeft op het einde van zijn uitputtende rit maar ‘bitter weinig idee’ van wat hij bedoelt: ‘Ook in de poëzie kom ik te paard de kerk binnen.’ Het is april 2022 en het zwijgen staat een Arno nader dan het dichten: ‘Ik ben geen dokter en mijn woorden genezen niks.’ Maar morgen moet er ‘meer mogelijk zijn’. ‘Arno, hou vol!’, spreekt hij zichzelf moed in: ‘Dit gedicht vindt ook zwalpend de weg wel naar huis.’ Het enige wat een Arno rest is: ‘Schrijven als een blinde hond die aan een ketting rukt.’
 
‘& past dat in een kast?’ Naar uit de kluiten gewassen formaat, verre van. Tenzij als ‘poëzie van de bovenste plank’, of (paratactisch) horizontaal liggend op staande soortgenoten. Naar inhoud, impact en urgentie, daarentegen, zeer zeker en des te meer, dan moét deze even krachtige als compromisloze en onthutsende dichtbundel in de kast.  
 
Arno Van Vlierberghe: Ex daemon, het balanseer, Gent 2022, 80 p. ISBN 9789079202881. Distributie De Wolken

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri