14 april 1964: eindelijk kan Madeleine, een van de centrale
personages in De drie duifkes, de debuutroman van Hilde van Mieghem,
huwen met haar geliefde Duck. Wat ooit begon als een romance in 1920, toen ze
elkaar voor het eerst zoenden, werd voor Madeleine gedwarsboomd door haar vader
die haar tot een huwelijk dwong met ‘de Schubbenman’ – zo noemt zij zelf haar
man Octaaf, die aan een huidziekte lijdt. ‘Vijfendertig jaar huwelijk met de
Schubbenman had haar vergiftigd, innerlijk verwoest’.
Het beeld dat Van Mieghem
ophangt van een vrouw die in de jaren 1920 haar weg diende te zoeken in een
door mannen gedirigeerde samenleving, is schrijnend. Hoe Octaaf zijn
pleziertjes zoekt en vindt bij zijn halfzus, hoe hij zijn eigen vrouw en hun
vier kinderen in een financiële wurggreep houdt zonder daarbij zichzelf tekort
te doen: het zegt veel over hoe de vrouwen eraan toe waren toentertijd, van
partnergeweld tot en met emotionele en seksuele verwaarlozing. Dat Duck, Madeleines
geliefde van weleer, haar altijd heeft beloofd dat ooit alles goed zou komen
tussen hen, vormt de ontwikkelingslijn waarop het verhaal is gefundeerd. De
brieven die hier in extenso worden aangehaald, getuigen in hun naïeve eenvoud
van de overtuiging dat de barrière van sociale verschillen en de ermee gepaarde
gaande dwang (‘die rostekop, Duck, de zoon van de hovenier van het kasteel. En
dat voor een dochter van een herenboer’) hoe dan ook gesloopt kan worden.
Parallel aan
het verhaal van en over Madeleine brengt Van Mieghem het leven in kaart van de
twee hartsvriendinnen van haar hoofdpersonage: Tine en Juliet. Drie vrouwen,
drie levens die mede door de omstandigheden in elkaar haken, de drie duifkes
die zich niet willen laten kleineren. Er is Tine, die geen kinderen kan krijgen
nadat ze door haar vader brutaal is aangepakt. Ze moet de zorg voor haar man,
die bij zijn terugkeer van het slagveld van de Eerste Wereldoorlog met de
‘klop’ zit (het posttraumatisch stresssyndroom) op zich nemen. Tine ontmoet
Madeleine op het moment dat ze een baby komt ophalen bij een koppel dat er zo
snel mogelijk van af wil. Het kind, zo blijkt later, is het zoontje van Juliet,
die als kind al werd misbruikt en later een verhouding had met haar joodse
werkgever. Op die manier zet Hilde van Mieghem de lijnen uit van een drieledig
verhaal dat breed uitwaaiert van de jaren 1920 tot en met het jaar 1964.
Hoe drie vrouwen
zich, tegen de tijdsgeest en tegen de omstandigheden in, staande weten te
houden en zich niet willen laten knechten, laat de lezer niet onberoerd. Van
Mieghem schrijft met veel empathie over haar drie duifkes, maar evengoed met
ingehouden woede om het onrecht dat hun werd aangedaan. En bij dit alles blijven
de mannen zielenpoten eerste klas, die er alleen met geweld in slagen – of dat
althans proberen – hun superioriteit te laten gelden. Zo is er bijvoorbeeld
Octaaf, die Madeleine verkracht eens ze gehuwd zijn (‘ ‘Hou u vast, lieveke,
hier komt hij’. Hij penetreerde haar opnieuw, hard en ruw’), maar onmiddellijk
is er haar reactie: ‘Nooit zult ge mij klein krijgen, hoort ge mij, nooit’. Zo
is er het verhaal van verraad van bijvoorbeeld Aron, de joods geliefde van
Juliet, die zijn familie niet in de steek kan of durft laten, en hieraan
gerelateerd, het verhaal van verraad tijdens de Tweede Wereldoorlog en de
razzia waarbij het hele gezin wordt opgepakt.
Lichtpunt, misschien wel het
enige in de hele roman als het gaat om de mannen, is en blijft Duck. Na de dood
van zijn vrouw, die ook Madeleine heette en voor wie hij overigens nooit zijn
gehechtheid aan de Madeleine uit 1920 verborgen heeft gehouden, zoekt hij
voorzichtig, zonder ook maar enige vorm van opdringerigheid, weer toenadering
tot Madeleine, die na de dood van Octaaf met zichzelf in het reine moet zien te
komen. 14 april 1964: de geliefden hebben elkaar eindelijk weergevonden. Tot
enkele maanden later, in juli, abrupt een eind komt aan hun geluk.
Hoe en tot op welke
hoogte Hilde van Mieghem voor De drie duifkes inspiratie vond in haar
persoonlijk leven, lijkt me in het licht van de literaire schepping die zij
voor ogen heeft gehad, bijkomstig. Haar roman, die wel gebukt gaat onder een
zekere wijdlopigheid en geconcipieerd is binnen een nogal voor de hand liggende
tijdsstructuur, waarbij telkens vanuit april 1964 wordt teruggeblikt op wat
vooraf ging aan de huwelijksdag van Madeleine en Duck, blijft hoe dan ook
overtuigen in en door het realistisch geschetste portret van drie vrouwen. En
daar was het haar m.i. in de eerste plaats om te doen.
Hilde van Mieghem: De drie
duifkes, De Arbeiderspers, Amsterdam 2022, 403 p. ISBN 9789029545860.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan