Een gemiste
puberteit
Je zou kunnen zeggen dat deze
debuutroman van Nadia de Vries een literaire variant is van haar essay Kleinzeer
uit 2019. Daarin schreef ze over de immuunziekte systemische mastocytose die
haar als puber een paar jaar uit het normale leven hield. Later ook nog eens
gevolgd door diepe depressies en zelfmoordneigingen.
In De bakvis onderzoekt
ze wat er zou kunnen gebeuren als je als puber niet gewoon hebt kunnen
functioneren, als die periode feitelijk overgeslagen is. Ze creëert een gezin: moeder,
Zuster en het ik-personage Distel Nooitgedacht, in diepe rouw na het
vliegtuigongeluk waar de vader een van de slachtoffers is. Al op de begrafenis
(zonder lijk overigens, dat was onvindbaar) wordt Distel gekweld door
waanbeelden. Als enige ziet ze een wezel het podium met het spreekgestoelte opklimmen,
een lelijk dier met een erg lange nek. Die lange nek heeft ze zelf ook… Deze
wezels zullen later opnieuw in haar leven verschijnen.
Distel zat nog maar net op de
middelbare school toen. Ze scoort aanvankelijk hoge cijfers, maar in de loop van
de jaren gaat het minder, ze krijgt therapie en slaagt met zesjes voor haar
eindexamen. Op haar 19de koopt ze van de erfenis een appartement,
studeren gaat ze niet. Feitelijk leeft ze er maar een beetje op los, om op haar
33ste (niet de eerste held of ‘held’ van 33 jaar) ook bij zichzelf
weer in beeld te komen. De neerwaartse spiraal zet definitief in als Distel
gewaagde foto’s van zichzelf als meisje op een enigszins obscure site plaatst.
Dit in een poging alsnog iets te beleven van wat het was puber te zijn. Het
zorgt voor fans, geld, maar ook voor agressie, en uiteindelijk voor een aangifte
tegen haar.
Ze ziet haar zus nauwelijks. Op haar
25ste fotografeert Distel haar tegen diens zin als moeder die haar
kind de borst geeft. Zuster wil haar niet in de buurt, ze is in haar ogen te
asociaal en onvoorspelbaar. In het verhaalheden probeert ze Zuster, die notaris
is geworden, op haar werk te spreken te krijgen, vergeefs. Een tamelijk
slordige waarzegster op de kermis voorspelt haar weinig goeds. In het slot
bevindt Distel zich in een psychiatrische inrichting.
Kruipen in het hoofd van een
psychiatrische patiënt is natuurlijk vaker gedaan, en ook vaak best goed. Zie de
vroege voorbeelden Van de koele meren des doods (1900) van Frederik van
Eeden en Johan Daisnes De man die zijn haar kort liet knippen (1947). Maarten
Biesheuvel, Hans Vlek, Jotie ’T Hooft en anderen schreven bijzonder over hun
geestelijke problemen, psychoses en opnames in klinieken, en in onze tijd Myrthe
van der Meer met Paaz en Up (The House of Books 2022). Voor de
liefhebber: er is een heel boek aan gewijd, Ranne Hovius: Vogels van waanzin.
Psychiatrie in Nederlandstalige romans en gedichten (Nieuwezijds 2015). De
patiënt doorziet in zijn/haar ogen de wereld graag beter dan de anderen of
therapeuten, wat zulke boeken sowieso spannend maakt op het punt van het
vertelstandpunt. Eén keer verlaat De Vries’ verteller even het hoofdpersonage,
en krijgen we een hoofdstukje vanuit de bovenbuurvrouw, bijzonder en
vervreemdend is dat.
Uiteraard moet je willen meegaan met allerlei gekke gedachtenkronkels en beelden
die alleen de ik-figuur ziet (als dat niet echt lukt, raak je de weg en je
interesse kwijt). In dit geval wezels die haar huis overnemen, gesprekken met
een mot en een teek. De Vries is op haar best als ze op de afstandelijke,
ironische/sarcastische toer gaat. Zo is het eerste echte hoofdstuk, ‘Een
zelfportret’, met daarin de afwikkeling van het vliegtuigongeluk en de
begrafenis van vader, meesterlijk in de beschrijvingen. Ook in de passages
waarin ze zich onder de mensen bevindt (bij de waarzegster, bij de
bovenbuurvrouw, bij de secretaresse op het kantoor van haar zuster, de politie
en in de inrichting) is het genieten. Je ziet ze allemaal subtiel en minder
subtiel tobben met die rare, ongrijpbare vrouw. Minder overtuigend zijn de
passages rond de website waarop Distel haar jeugdfoto’s heeft gezet.
De Vries is erin
geslaagd het verhaal voldoende hecht te maken door enkele terugkerende
elementen. De wezel(s), al opduikend in het prachtige motto, een fragment uit
een liedtekst van Selima Hill. Verder een geraffineerd gebruik van de kleuren
rood en groen, van groentes en verkeerslichten, met één keer oranje: de kleur
van de zwarte doos in een vliegtuig… Een belangrijke rol is weggelegd voor de
fotografie. Distel volgt een cursus, leert daar veel over de techniek, en voor
zichzelf ook ‘dat foto’s geen levens konden redden, maar dat je met een foto
iemand wel kon kapotmaken’.
De titel van het boek is erg goed. Die is geestig,
schrijnend, ontroerend en genadeloos de kern rakend. Dit boek is een aanwinst
voor de psychiatrie in de Nederlandstalige letteren, die toch al aardig rijk is
en is tegelijk een origineel voorbeeld van heftig rouwen: om een nooit beleefde
puberteit.
Nadia
de Vries: De bakvis, Pluim, Amsterdam 2022, 160 p. ISBN 9789493256408.
Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan