Poëzie

BOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2022

Wiel Kusters: Alfabels

door Dirk De Geest

Wiel Kusters is als schrijver van vele markten thuis. Hij schreef proza en theater, maar eveneens wetenschappelijke studies en tal van inspirerende essays over poëzie. Maar bovenal is Kusters een begenadigd dichter. Het lijkt alsof de versregel haast vanzelf uit zijn pen vloeien, met een muzikaliteit en een creatieve woordspelerigheid die niet toevallig aan de gedichten van Pierre Kemp doen denken. Het is dan ook geen toeval dat Kusters wel vaker heen en weer deint tussen een dichter voor volwassenen en een dichter voor kinderen, twee rollen die hem niet alleen op het lijf zijn geschreven maar die vaak in elkaar overlopen. De dichter is een eeuwig kind.    

In die zin moest Kusters vroeg of laat uitkomen bij de befaamde letterboekjes die kinderen eertijds het alfabet aanleerden door het opdreunen van gepaste versjes. In Nederland is vooral het boekje van Riet Cramer legendarisch, dat aanvangt met het vermaarde ‘A is een aapje, dat eet uit zijn poot’. Kusters presenteert op zijn beurt zijn versie van dat alfabet, met telkens een speels sonnet dat vertrekt van de bekende uitspraken van Cramer. De titel is daarbij veelzeggend getransformeerd tot ‘Al-fabels’. Tegenover de moraliserende wijsheid (en autoriteit) van Cramer plaatst Kusters de lust tot fabuleren, poëzie als een uniek medium om de taal maar ook de wereld te verkennen op een creatieve, zoekende wijze.  
 
Kusters spreekt met de wijsheid van iemand die geleefd heeft. Zijn leven berust op evenwicht en een grote aandacht voor het broze en het onopgemerkte, en in zijn gedichten brengt hij die ideeën tot leven. Nuances zijn de dichter allerminst vreemd, en meermaals hinkt het gedicht doelbewust op twee benen, aarzelend tussen gangbare standpunten en overtuigingen en op zoek naar een poging om tegenstellingen te overbruggen. Sommige gedichten grijpen daarbij terug naar het verleden, en onder meer de vader krijgt hier eens te meer een aangrijpend monument van woorden aangereikt: Kusters is een meester in het hanteren van het kinderlijke standpunt, wat hem in staat stelt om moeiteloos de kloof tussen heden en verleden te overbruggen en wat voorbij is opnieuw aanwezig te stellen. Opvallend is wel hoe de dichter symbolen niet uit de weg gaat en hoe hij ook de religieuze overtuiging van zijn opvoeding (en de Bijbelse verhalen die daarmee onlosmakelijk verbonden zijn) een positieve plaats geeft in zijn poëtische getuigenis. Het is een manier om het eigen bestaan te analyseren maar het tegelijk ook enigszins relativerend te plaatsen in een veel ruimer verband: tijdelijkheid is zo een bijverschijnsel en geen tragische kwelling. Kusters lijkt zo een grootvader die, vanuit zijn eigen rijke levenservaring, mijmert en aan de lezer troost en begrip biedt. Uiteindelijk gaat het om verhalen en om taal, iets wat in veel gedichten wordt gethematiseerd door te wijzen op onvermoede verbanden en betekenissen, op anagrammen en palindromen…
 
Wat deze bundel extra maakt, zijn daarenboven de tekeningen van Joep Bertrams. Hij verwerkt in zijn prachtige illustraties de letters en een aantal elementen uit de betreffende gedichten, maar hij doet met dat basismateriaal zoveel meer. Elke plaatje is een mozaïek van schijnbaar disparate onderdelen, een soort van rebus die telkens aanzet tot nauwkeurig kijken en ontcijferen, met veel gevoel voor humor en relativering. Ook dat maakt van deze Alfabels een ware belevenis.  
 
Wiel Kusters: Alfabels, Poëziecentrum, Gent 2022, 60 p. : ill. ISBN 9789056552503 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri