Waar het Yves Petry om te doen is met zijn nieuwe roman wordt
meteen al in de openingszinnen duidelijk: ‘Overal zit mens. Het element mens
heeft zich genesteld in elke uithoek van het ondermaanse, in elke porie van de
biosfeer. We ademen mens, we eten mens, we drinken mens. Geen stukje mos, geen
druppel uit de zee, geen staaltje van de bodem of de eeuwige sneeuw zonder dat
het miljoenen moleculen mens bevat. […] Alles is mens geworden, dat wil zeggen,
alles is bezoedeld, alles is op drift.’
Aan het woord is de bijna
vijftigjarige Kasper Kind, die een teruggetrokken bestaan leidt als opzichter
van het bos Mirandel, waar hij leiding geeft aan een viertal collega’s om wat er
rest aan natuurlijke ruimte te vrijwaren van de totale ondergang. Veel werkzaamheden
komen er niet bij kijken in de roman. Wat Petry zijn lezers aanreikt, is een vrijwel
ononderbroken stroom van gedachten en overpeinzingen. Kasper heeft het zelf
over zijn ‘breinwandelingen’, of, aan het slot dan van de roman, over ‘de
rapsodie van redeneringen en fluisterkreten’. Mogelijks hebben Ingmar Bergman
en diens Kreten en gefluister tot op zekere hoogte de auteur
geïnspireerd voor zijn roman over de ‘Waldschmerz’ van zijn hoofdpersonage.
Eén zinnetje
komt geregeld terug in de overpeinzingen van Kasper Kind: ‘Blijf branden, mijn
haat’. Die haat richt zich concreet op Max De Man, met wie Kasper ooit een
homoseksuele relatie had. Max liet hem na ongeveer een jaar koudweg in de steek
en presteerde het dan nadien een kind te verwekken bij Eva, de tweelingzus van
Kasper. Tussen Eva en Kasper is het na de dood van hun ouders – ze waren toen achttien – nooit meer echt
goed gekomen. Zij is psychologe geworden, iets wat voor de filosofisch
aangelegde Kasper niet of nauwelijks bijdraagt aan het welzijn van de mensen.
Haar dochter Celine staat dan weer voor de jonge(re) generatie die zoekend is
en onder meer verzet aantekent tegen wat als norm in de maatschappij geldt door
in kraakpanden te gaan leven.
In zijn breinwandelingen neemt Kasper zich voor Max te
vermoorden. Vandaar de ondertitel van de roman en de duale opbouw ervan: deel één
heet ‘de fantasie’, deel twee ‘de moord’. Of en wanneer en hoe de moord
gepleegd wordt, laat ik hier in het midden. Yves Petry slaagt er alleszins in
de spanning op te drijven en de lezer tot aan het slot van de roman mee te
laten denken en voelen met de vertellende ik-figuur.
Wat Kasper in zijn (al of niet
overspannen) brein tot het plan brengt Max uit de weg te ruimen, heeft niet
zozeer te maken met de persoonlijke wrakgevoelens die hij zou kunnen koesteren
omdat hij als minnaar werd afgewezen, maar veeleer met de overtuiging dat de
man de belichaming is van wat Kasper ziet als het verlies van zijn identiteit:
‘Tegenwoordig weeg ik almaar minder en de mensheid almaar
meer. Nu is zij de grote dominante en ik de bleke hersenschim. Mijn ik, mijn
diepste zelfbesef, mijn innigste betekeniservaringen, het lost allemaal op in
een soep van mainstreampathos en actualiteitshysterie.’
Kasper vraagt zich af wie het
nog aandurft uit eigen naam te spreken: in een context die bepaald wordt door
onwetenschappelijke verwetenschappelijking van de tijdsgeest ‘zijn we
gedegenereerd tot een ras van gebrainwashte papegaaien en gefotoshopte
poseurs.’ En daarin speelt Max vol overtuiging zijn rol: geen tv-programma of
hij laat er zijn stem horen als zelfverklaard expert, geen publieke ontmoeting
of hij maakt er een optreden van ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Zo
denkt Kasper over hem: ‘Jij bent niets dan een opportunistische opinieslijter.
Een trendgevoelige praatjesmaker. Een agent, of beter gezegd, een nuttige
idioot van de mondiale gelijkschakeling.’ Of er dan nood is aan ‘een opstand
der individuen’ (met een allusie op De opstand der horden van José Ortega
y Gasset) is de vraag die gesteld wordt zonder dat er ook direct een antwoord
op volgt.
Twee
keer introduceert Kasper het beeld van de sneeuwpanter, ‘fluwelen zwerver op
ijle hoogte, stille bedwinger van de lastigste flanken’, die nu niet meer in
het wild zou voorkomen. Het volstrekte isolement van dit prachtdier (lees maar
eens De
sneeuwpanter van Sylvain Tesson!) toont hoe Kasper zich voelt en steeds
gevoeld moet hebben.
Overal zit mens is een rijk geschakeerde roman die meerdere
betekenislagen aanboort, van de teloorgang van het individuele denken en zijn
(met de nadruk hier op het ‘zijn’, want ook de antithese tussen hebben en zijn
komt aan bod), tot en met de klimaatcatastrofe die steeds naderbij komt. Dat
Yves Petry erin slaagt dit alles in te bedden in een verhaal waarin een
moordplan voorop komt te staan, weet de nieuwsgierigheid van de lezer blijvend
te prikkelen.
Yves
Petry: Overal zit mens, Das Mag, Amsterdam 2022, 250 p. ISBN 9789493248526.
Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan