10+ - Jan Sobrie is
theaterauteur en dat merk je in zijn debuut. Je hoort het hoofdpersonage Julius
plannen en plezier maken met zijn nieuwe vriendinnetje Helena. Je luistert mee
naar de woordenwatervallen van zijn altijd drukke mama, contrasterend met het
stilzwijgen van zijn al even drukke papa. Je voelt meteen de warmte in de
gesprekken met zijn opa, die nooit zal ‘vergeten dat ik er ben’. En je voelt
mee met Helena als ze haar ouders hoort ruziën.
Niet alleen veel dialogen
klinken levensecht, ook meerdere scènes weet Sobrie zo te beschrijven dat je ze
voor je ziet. Een van de sterkste passages is die waarin Julius met zijn opa
zoals elke vrijdag een ruimtereis maakt naar de planeet Steenvalckus. Je ziet
ze samen op opa’s bed liggen, je hoort hun fantasie een hoge vlucht nemen en je
eigen verbeelding als lezer wordt geprikkeld door kleurrijke details, zoals
‘majoor’ opa met zijn rode en blauwe pantoffel als gas-, respectievelijk
rempedaal.
Sobrie weet zich ook goed in te leven in zijn jonge personages. Julius is
herkenbaar getypeerd, met zijn verlangen naar aandacht van zijn altijd drukke
ouders, zijn wilde fantasie die hij deelt met zijn opa en waarvan hij soms de
grenzen niet kent en met zijn intense verlangen om zijn vriendinnetje te helpen.
Ook de wisselende stemmingen van Helena, die nu eens heel gek en enthousiast
doet en dan weer plotseling overmand wordt door verdriet, weet de auteur
geloofwaardig te verwoorden.
Zelf stelt Julius dat er eigenlijk ‘niets ongewoons’ aan
hem is, maar wat later blijkt hij toch over een wel erg ongewone gave te
beschikken: hij kan de tijd laten stilstaan. Dit magisch-realistisch element
had de auteur sterker kunnen uitwerken (of mogen schrappen). Het eerste
fragment waarin Julius zijn wonderbaarlijke gave ontdekt is een knap staaltje
van beeldend taalgebruik: je ziet als het ware de torenvalk in zijn vlucht
bevriezen, waardoor Julius het hulpeloze muisje kan redden. Maar hoe vaker
Julius zijn gave gebruikt, hoe minder geloofwaardig dat wordt. Wanneer Julius
niet alleen directeur Hersens maar ook de hele school met alles en iedereen
erin laat stilstaan en dat ook nog eens gepaard gaat met een aardbeving, was de
suspension of disbelief bij mij helemaal weg. Om die wonderlijke gave
van Julius aanvaardbaarder te maken, had de auteur meer twijfel kunnen zaaien
bij de lezers, wat hij bijvoorbeeld beter doet bij de fantastische verhalen van
Julius’ opa. Overigens konden ook andere passages te gezocht en weinig
geloofwaardig over, zoals het lange telefoongesprek waarin Julius de stem van
de directeur nabootst en zo Helena’s vader weet te overtuigen.
Veel jonge lezers
zullen allicht aangesproken worden door Sobries humor. Die blijkt al uit tussentitels
als ‘Schimmeltenen op mijn groeifeest’ of ‘De onderbroek van mevrouw Collet’.
Ook sommige gesprekken tussen Julius en Helena sprankelen door de humor. Maar
ook hier kan de auteur groeien. Soms overdrijft hij nodeloos. De
onhebbelijkheid van Julius’ moeder om verkleinwoordjes te gebruiken is leuk,
maar wordt soms ongeloofwaardig. Sobrie flirt ook met de grens van platte
humor, waarbij hij al te duidelijk op zijn knieën gaat zitten voor zijn jonge
lezers. Sterk is de spanning die hij opbouwt wanneer Julius en Helena in de
verboden kelder van het mortuarium afdalen om de dode mevrouw Collet te zien.
Maar de kat op Collets buik te laten springen waardoor die een wind laat, is
wel het tegendeel van fijne humor.
Het is uitkijken naar verder werk van Jan Sobrie. In de
beperking toont zich de meester en op dit vlak kan de auteur zeker nog
evolueren. Een sterke passage op het einde maakt duidelijk hoe dat kan. Julius
vindt het Zwitsers horloge van zijn pas overleden opa, met een afscheidsbriefje
en een bijzonder krantenbericht. Al werkt het horloge niet, toch blijkt het af
en toe te tikken. En dan is er plotseling het besef bij Julius: ‘Dit horloge
gaf niet de tijd aan, maar iets helemaal anders. Iets veel belangrijkers.’ Wat
dat precies is, laat de verteller in het midden, wat de lezers uitdaagt om zelf
aan te vullen. Net daarin steekt de kracht van literatuur.
Jan Sobrie: Hoe ik de beste vriend werd van
Helena, Lannoo, Tielt 2024, 198 p. ISBN 9789401428460
deze pagina printen of opslaan