‘De mechanica van een familie was niet veel anders dan die van de planeten in ons zonnestelsel’, concludeert Igor Nast, de verteller van Wanderland. ‘Wij volgden voorspelbare trajecten. Wij cirkelden in schijnbare chaos door elkaar heen. We trouwden, we maakten ruzie, we vierden verjaardagen, we scheidden, we begroeven onze doden’.
Paul Baeten Gronda’s vijfde
roman is opgebouwd rond de nakende dood van Hans Nast. De kinderen uit zijn
eerste huwelijk - de Zwitserse tak van de familie - sturen erop aan dat zijn hele
kroost hem een laatste keer opzoekt. Vier zonen en een dochter, telgen uit drie
huwelijken, zakken af naar zijn huis in Luzern. De te overbruggen afstanden
zijn groot: verschillende van zijn kinderen zijn over de wereld uitgezwermd en
veel contact hielden ze niet met elkaar.
Igor registreert hoe de gesprekken aftastend op gang komen.
We zien de van elkaar vervreemde verwanten verwoede pogingen doen om de dagen
te vullen. Tussen de bedrijven door blikt Igor op zijn eigen leven terug. De
succesvolle schilder is de zoon van zijn vaders tweede echtgenote. Eerstdaags
start er een tentoonstelling van zijn werk in Venetië. Zowel zijn verleden als zijn schilderijen worden beheerst
door drie afwezigen: zijn zusje Delmira, die overreden werd toen ze acht was;
zijn moeder, die sinds zijn vaders vertrek ‘haar geraamte kwijt leek te zijn’
en inmiddels is gestorven; en zijn grote liefde Charlie Days, die plots
verdween.
Igors laatste herinnering aan haar: ‘s ochtends had ze de glazen
schuifdeur van zijn huis in L.A. open laten staan; hij was weer gaan slapen en
toen hij wakker werd, merkte hij aan de stilte dat er iets was veranderd. Omdat
deze scène mantragewijs doorheen de roman wordt herhaald, voel je hoe zwaar het
Igor valt dat Charlie Days niet langer bij hem is. Het verlies is zo ingrijpend
dat hij sinds zij spoorloos is - inmiddels ruim duizend dagen - de indruk heeft
dat ook het zonlicht stilaan is gaan verdwijnen. Niet min voor een schilder,
want zonder licht geen kleur.
Vader
Nast laat zich aan de vooravond van zijn dood nauwelijks zien. Wel blijkt hij
in alle stilte op een plan te hebben gebroed. Voor de uitvoering ervan roept
hij de hulp in van Igor, omdat hij vermoedt dat het geheim waar hij mee zit,
bij hem het veiligst is. Zo brengen vader en zoon, die nooit een nauwe band
hadden, enkele bijzondere dagen samen door in het Sloveense bergdorp Nova
Gorica, ‘dit verdammtes wanderland’.
Je kan iemand gemist hebben en
dat pas voelen bij het weerzien, onthoudt Igor uit al dat familiegedoe. Meer
zelfs, wanneer hij een paar weken na zijn vaders dood opnieuw met zijn
halfbroers en -zus samenkomt, staan ze elkaar een stuk nader. Die omslag en de
kracht die de gevoelige eenling Igor eruit put, is geloofwaardig vormgegeven. Wanderland begint ook sterk, met een
politieverhoor waarin de grote lijnen van Igors leven worden uitgezet en een
aantal intrigerende vragen vooralsnog onbeantwoord blijven. In korte
hoofdstukken wikkelt Paul Baeten Gronda vervolgens het verhaal, waarin liefde,
gemis en eenzaamheid samengaan, behendig af. Hij grossiert in rake metaforen en
schakelt moeiteloos tussen banale en in melancholie gedompelde observaties, van
een weerbarstig deksel van een koffiepot bijvoorbeeld naar wat er een
hoogbejaarde man nog rest aan dromen.
Amsterdam : Hollands Diep 2015, 222 p., ISBN 9789048824434
deze pagina printen of opslaan