15+ - Rindert Kromhout, die in het verleden vooral bekendheid
verwierf als auteur van kinderboeken, viel de afgelopen jaren op met Soldaten huilen niet, April is de wreedste
maand en Vertel mij wie wij waren,
een ambitieus opgezette jongeren-trilogie waarin hij een beeld probeert te
schetsen van de Bloomsbury Group, de kunstenaarskring rond Virginia Woolf. Het
onderwerp van zijn nieuwe roman is niet minder hoog gegrepen: de
schrijversfamilie Mann. De broers Thomas en Heinrich Mann zijn op het ogenblik
van dit verhaal – het interbellum in Duitsland - beroemde en gevierde
schrijvers.
Net
als voor zijn Bloomsbury-trilogie heeft Kromhout zich ook voor dit boek grondig
gedocumenteerd. Dat is niet alleen te merken aan de uitgebreide literatuurlijst
achterin het boek, veel van de informatie in het verhaal, bijvoorbeeld de vele
anekdotes over het gezin Mann, is terug te vinden in Het keerpunt, de autobiografie die Klaus Mann in april 1949
afwerkte, een maand voor zijn zelfgekozen dood. Daarmee balanceert Een Mann op de grens tussen fictie en
non-fictie. De literaire hand van Kromhout laat zich vooral zien in de opbouw
van het boek en de stijl.
Het verhaal, dat wordt verteld vanuit het perspectief van
Klaus Mann, de oudste zoon van Thomas Mann, is opgevat als raamvertelling. In
een proloog vraagt de dan twintigjarige Klaus zich af of hij ‘dit dikke
manuscript’ aan ‘hem’ zal laten lezen. Hem, dat is ‘de tovenaar’, zoals Thomas
Mann door zijn kinderen werd genoemd. Klaus’ twijfel vindt zijn oorsprong in
‘ons gesprek van gisteravond’:
‘Hij was zo open, zo kwetsbaar. Het laatste wat ik nu zou
willen, is hem kwetsen. Eerst wil ik begrijpen wát hij nu precies heeft gezegd
of heeft proberen te zeggen. Zoals gisteravond heb ik hem nooit eerder
meegemaakt. Mijn vader. De tovenaar. De beroemde schrijver.’
Daarmee introduceert Kromhout
meteen het hoofdthema van het boek: de moeilijke verhouding tussen vader en
zoon Mann. De dan twintigjarige Klaus, die dan al zijn eerste stappen heeft
gezet als schrijver en die zeer goed beseft dat hij daarbij in de schaduw van
zijn beroemde vader staat, lijdt onder de afstandelijke houding van zijn vader.
Bij het begin van de roman suggereert Sylvia Beach, de eigenaresse van de
legendarische Parijse boekhandel Shakespeare and Company, hem dat hij zijn
vader hierover een brief zou kunnen schrijven. Een knappe vondst van Kromhout:
de brief wordt een verhaal – het manuscript uit de proloog – en daarmee meteen
de Bildungsroman die Een Mann is.
Want Klaus’
verhaal, waarin hij de getroebleerde relatie met zijn vader probeert te
schetsen en te begrijpen, wordt al snel een autobiografisch relaas over zijn
jeugd. Zo schetst Kromhout, net als in de Bloomsbury-trilogie, trefzeker een
beeld van een jongen die opgroeit in een bijzondere familie. Niet alleen Thomas
Mann, ook de toegewijde mater familias Mielein, zus Erika met wie Klaus een
bijzonder hechte band heeft, het niet zo betrouwbare dienstmeisje Affa en de
maatschappijkritischere oom Heinrich Mann komen mooi uit de verf.
Vader Mann wordt op
het eerste gezicht wat eendimensionaal neergezet, maar bij nader toezien geldt
dit vooral voor de tweede helft van de roman – waarmee Kromhout de invulling
van dit personage mede gebruikt om gestalte te geven aan de relatie tussen
vader en zoon Mann. Waar de – sowieso behoorlijk afwezige en daardoor wat
mysterieuze – vader in het begin liefdevol getypeerd wordt aan de hand van
sprekende anekdotes, zoals het verdrijven van spoken uit de kinderkamer, een
geruststellend gesprekje over de dood of een wat geheimzinnige voorleessessie,
komt de nadruk gaandeweg te liggen op zijn afstandelijke houding tegenover
Klaus. Vanuit het perspectief van de jonge Klaus is die afstandelijkheid
volledig te wijten aan het feit dat zijn vader als literator op eenzame hoogte
staat, met Klaus daar ver beneden. Hij voelt zich niet alleen de mindere van
zijn beroemde vader, hij is er ook van overtuigd dat die zo naar hem kijkt. Het
is de enige reden de hij kan bedenken voor zijn gevoel zich niet geliefd te
weten.
Doorheen
het boek zit er ongeveer geen evolutie in Klaus’ denken over het hoofdthema van
dit verhaal, hij blijft de oorzaak zoeken in hun beider schrijverschap.
Daardoor mist Een Mann bij momenten
vaart. Pas in de slotalinea’s wordt het Klaus – nog maar enigszins – duidelijk
dat in deze complexe verhouding nog heel andere dingen in het spel zijn, die de
aandachtige lezer wellicht al tussen de regels door heeft begrepen.
‘Ik heb geen hekel
aan je, Eissie, ik hou van je, meer dan je beseft. Ik was niet streng voor jou,
maar voor mezelf.’
Groei zit er overigens wel in het personage Klaus – als beginnende
schrijver en als jongvolwassene. Van een kind dat in een beschermd milieu een
fantasierijk leven leidt, samen met zijn lievelingszus Erika – met wie hij naar
de buitenwereld een tweelingband veinst – en enkele kinderen uit al even
bevoorrechte families, groeit hij op tot een zelfbewuste adolescent, die zijn
eigen weg zoekt, in het leven, in de literatuur, in de liefde.
Ondanks
de historische context – het begin van de 20ste eeuw, die werd ingezet met de
dood van Oscar Wilde – wordt zijn (of Erika’s) homoseksualiteit nergens in dit
boek geproblematiseerd. Al in de openingsalinea van het eerste hoofdstuk leren
we René kennen, ‘de enige voor wie Klaus onmiddellijk zijn pen opzij legde’ en
tegen wie Klaus enkele pagina’s verder zegt: ‘Ik wil niet uitgaan en ook niet
meer over je moeder praten, ik wil vrijen.’ Een anachronistische
Hineininterpretierung, ingegeven door onze tolerante 21ste-eeuwse blik?
Helemaal niet, uit secundaire literatuur blijkt duidelijk dat Klaus Mann zijn
geaardheid als heel vanzelfsprekend ervoer en openlijk beleefde, met dandyeske
trekken. Kromhout beschrijft Klaus’ coming of age op een mooie,
niet-nadrukkelijke manier, in fragmenten die tot de sterkste van deze roman
behoren.
Klaus’
entourage is natuurlijk ook niet bepaald een doorsnede van de toenmalige
maatschappij. Kromhout beschrijft zowel de zeer welgestelde hoge burgerij in
München, als de artistieke kringen rond zijn vader en de meer modernistische
schrijvers en kunstenaars die Klaus ontmoet in Parijs en Berlijn, de een al
geslaagder dan de ander. Met één feestje, ter ere van de thuiskomst van Mielein
na een verblijf in een sanatorium, zorgt hij voor een prachtige evocatie van
het leven in de hogere burgerij in het interbellum. De kliek beroemde
schrijvers die Klaus ontmoet in Shakespeare and Company – onder wie James
Joyce, T.S. Eliot en Ernest Hemingway – blijft dan weer wat steken in een te
kunstmatig aanvoelende beschrijving van een ontmoeting die ‘toevallig’ moet
overkomen, maar anders dan de meeste andere anekdotes in het boek door Kromhout
in scène gezet lijkt te zijn.
Wél overtuigend is het inkijkje dat deze roman ons biedt in
de bijzondere tijdsgeest. Klaus wordt volwassen tegen de achtergrond van het
Duitse débacle in de Eerste Wereldoorlog en de opkomst van het
nationaal-socialisme. De kleine Klaus beleeft de oorlog vanuit zijn veilige
cocon en ervaart vooral de schaarste die er het gevolg van is – ook de familie
Mann moet de tering naar de nering zetten. De harde realiteit is ver van zijn
bed, wat Kromhout prachtig in één beeld weet te vatten, als hij beschrijft hoe
Klaus een gewonde teruggekeerde soldaat ziet: ‘Hij keek naar ze als naar tot
leven gekomen illustraties uit een fantasieverhaal.’ Later zal ook de furore
makende Hitler hem nauwelijks verontrusten. Klaus is daarmee duidelijk een telg
uit de hoge burgerij, die het opkomende nationaal-socialisme zwaar
onderschatte. Alleen de maatschappijkritische Heinrich Mann waarschuwt voor ‘de
gevaarlijke man’ die Hitler is. Een Mann
krijgt op deze manier een prangende actualiteitswaarde.
Het is een mooi, bij momenten
prachtig beeld dat Kromhout schetst van de opgroeiende Klaus en de wereld om
hem heen. De taal en stijl waarvan Kromhout zich bedient, overtuigen minder.
Zeker, Kromhouts taal is in dit boek, zoals we van hem gewend zijn, mooi in al
zijn eenvoud en helderheid. Maar daar wringt precies het schoentje. Kromhout
heeft er immers voor gekozen dit verhaal te brengen als ware het door Klaus
geschreven, en voor al wie een beetje vertrouwd is met de schijfstijl van de
jonge Klaus Mann – die van De vrome dans
en Kindernovelle bijvoorbeeld –
klinkt deze zuivere, ongecompliceerde stijl zeer onwaarschijnlijk in de oren.
Daarmee is de raamvertelling, die dit boek is, niet alleen de sterkte, maar ook
de zwakte van dit voor de rest uitstekende boek. Benieuwd wat Kromhout verder
van plan is met de intrigerende familie Mann, voor wie de grote drama’s nog
moeten komen.
Amsterdam: Leopold 2016, 378 p. ISBN 9789025871376.
Distributie : WPG Uitgevers
deze pagina printen of opslaan