9+ - Ik ben een vogelliefhebber, maar meeuwen, die
moet ik niet. Lawaaierige vlegels zijn het. Vroeger had je ze alleen aan zee,
maar ze komen nu ook regelmatig in mijn tuin in de Vlaamse Ardennen het
vogelleven op stelten zetten. En laatst kwam er eentje brutaalweg mijn
ontbijtbroodje van tafel pikken. Meeuwen geven vaak overlast, dat geeft ook
Camilla Dreef toe, maar zij bekijkt het van de andere kant.
Dreef is bioloog en ze deed onderzoek naar de kleine
mantelmeeuw. Ze gaf een aantal vogels een GPS mee om hun dagelijkse bewegingen
te kunnen volgen. In Kwie kwie kwie kwie
vertelt ze het verhaal van een mantelmeeuw die nestelde op Texel. Ze vloog
helemaal naar Amsterdam om in het afval eten te zoeken voor haar kuikens, en
weer terug naar haar nest. 332 km op een dag vloog deze kranige moedervogel.
Het lijkt niet zo, maar er zijn almaar minder meeuwen in
Nederland en België, want ze hebben het moeilijk om voedsel te vinden. Wij
worden steeds maar netter en laten ons afval niet meer overal slingeren,
vandaar. Ik
vraag me nu toch af of zo’n Texelse meeuw dan geen vis kan vangen in plaats van
helemaal naar de grootstad te vliegen. Hoe het komt dat meeuwen steeds meer van
mensen afhankelijk zijn voor hun voedsel, vertelt Dreef niet, maar ze ontkracht
wel een hele hoop vooroordelen en laat je anders aankijken tegen deze dappere,
vindingrijke ‘bikkels’.
Kwie kwie kwie kwie kwie is een boek vol met vogelverhalen die
Camilla Dreef als onderzoeker, vogelaar en ambassadeur van de Vogelbescherming
optekende. Het zijn allemaal persoonlijke ervaringen met vogels in Nederland en
België. Uilen, valken, buizerds, roerdompen, spreeuwen, wespendieven, futen,
kraanvogels… Zowel hier levende vogels als dwaalgasten komen aan bod. Het is in
de eerste plaats de persoonlijke ervaring die bepaalt welke vogels ter sprake
komen en die ervaring bepaalt ook wat er verteld wordt. Kwie kwie kwie kwie kwie geeft dus geen standaardinformatie over veldkenmerken,
voorkomen, broedplaatsen etc. zoals je ze in een doorsnee vogelgids aantreft.
Dat dit boek zich niet in de eerste plaats op ornithologen
in de dop richt, merk je overigens goed aan de illustraties. Liset Celie maakt
er geen punt van om van een valk en een buizerd die naast elkaar zitten hun
duidelijk onderscheidende kenmerken mee te geven. Wie de vogels kent, zal de
soorten wel herkennen, maar het lijkt me geen goed plan om af te gaan op deze
illustraties om soorten te identificeren. Celie permitteert zich ook vrolijk
heel wat vrijheden. Grappig is de spitsvondige meeuw die een kroket uit de muur
haalt, uitnodigend de hanger met origami kraanvogels, waar de tekst overigens
niets over zegt.
Een fijn boek om in te grasduinen en waar je bovendien heel wat uit opsteekt
– en dat begint al in titel, die de roep van de zwarte specht nabootst. En ook
dit: als je de vogeltrek wil zien, moet je op de wind letten. Dreef legt uit
waarom Breskens, in Zeeland, bij zuidoostenwind zo’n geweldige plek is om trekkende
vogels te spotten. En ik weet nu ook dat het gemauw dat ik regelmatig uit het
topje van een enorme populier hoor komen, wellicht geen overmoedige poes is,
maar een spreeuw die een staaltje van zijn kunnen als meesterimitator weggeeft.
Boeiend boek!
Camilla Dreef, Liset
Celie: Kwie kwie kwie kwie kwie,
Nieuwezijds, Amsterdam 2018, 200 p. : ill. ISBN 9789057124808. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan