12+ - Maar weinig
schrijvers gaan zo ver in de tijd terug als Linda Dielemans in haar debuut, Zomerwoud.
De Nederlandse archeologe graaft voor haar roman in de steentijd, zowat
zevenduizend jaar geleden. Ze schetst de fictieve ontmoeting tussen een meisje,
Alja, en een jongen, Erkin.
Het meisje is een
jager, die met haar rondtrekkende familie in het zomerwoud haar kamp heeft
opgeslagen. De groep leeft van de jacht op wilde dieren en de vruchten en
planten die ze vinden. De regels van het woud dicteren haar cultuur: respect
voor de dieren die ze doden, iedereen dient zijn of haar specifieke rol binnen
de groep op te nemen en overleven is een voortdurende strijd. De wildernis kent
namelijk geen genade. Erkins familie zijn landbouwers, zij veroveren grond op het bos en blijven op één
en dezelfde plek waar ze dieren grootbrengen en gewassen telen. Dit sedentaire
leven geeft hen ook de mogelijkheid om potten te bakken of te weven.
De ontmoeting tussen Erkin en Alja is het startpunt van Zomerwoud.
De twee jonge mensen willen elkaar leren kennen en stilaan begrijpen ze elkaars
taal. Als beide groepen van het bestaan van de ander afweten, wordt de spanning
groter. De twee wijzen van elke stam beslissen dat er een uitwisseling moet
plaatsvinden zodat een aanval, althans tijdelijk, kan worden vermeden. Alja zal
een poos verblijven bij de landbouwfamilie, Erkin bij de jagers-verzamelaars.
Dat plot geeft Dielemans de gelegenheid om de cultuur van
beide steentijdfamilies grondig te schetsen. De schrijfster toont aan dat de
keuze om te jagen of de grond te bewerken enkele zeer belangrijke consequenties
heeft op alle facetten van het leven. Als bijvoorbeeld Aljas moeder een
overleden baby baart, dan is er bij de jager-verzamelaars geen tijd voor
openlijke rouw en verdriet. Anderzijds vindt Alja het vreselijk dat ze bij de
landbouwfamilie nooit een taak volledig kan afwerken. Iedereen vormt slechts
een schakel in een geheel.
Centraal in haar verhaal plaatst Dielemans de wijze oudere
mannen en vrouwen van beide families. Hierdoor wijst ze mooi op het belang van
het doorgeven van tradities en gebruiken. De goodwill van beide groepen om
elkaars cultuur te leren kennen blijft natuurlijk niet duren en het komt tot
een bloedig treffen. Op deze manier versterkt Dielemans de verhaallijn en geeft
ze de personages de mogelijkheid om nieuwe wegen op te zoeken. Vooral de
karaktervolle Alja is goed uitgewerkt. Haar onstuimigheid, hoogmoed en spontane
naïviteit verschillen niet van pubermeisjes in de eenentwintigste eeuw.
Dielemans slaagt er ook in de vele eeuwen te overbruggen door haar sobere
vertelstijl, met een strak ritme dat de snelheid van het relaas op een goed
tempo houdt. Het eenvoudige woordgebruik versterkt de puurheid van het verhaal.
De historische
jeugdroman is steeds een zoeken naar evenwicht tussen feitelijke
geschiedkundige gegevens en het vertellen van een verhaal. Om een wereld uit
een erg ver verleden te schetsen, wordt de historische basis vanzelfsprekend
erg dun. Maar Dielemans gaat hier zeer behoedzaam mee om. Daardoor mist de
verhaallijn soms nog wat sterkte. De schrijfster kan zich niet helemaal
losmaken van het vertelde verleden dat ze wil weergeven. En dan wordt de toon
net iets te belerend, bijvoorbeeld de passage waarin Alja probeert om klei te
bakken. Zonder twijfel zal Dielemans rond dat beperkte euvel in een volgend
deel beter kunnen slalommen. Alja is een te fascinerend personage om haar reis
hier al te laten eindigen.
Linda Dielemans: Zomerwoud, The
House of Books, Vianen 2013, 271 p. ISBN 9789044340273
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswelp
deze pagina printen of opslaan