5+ - Benji Davies staat bekend als een
begenadigd beeldkunstenaar. Vooral in ruimtelijke sfeerschepping blinkt hij
uit. Voor de bekroonde prentenboeken De
kleine walvis (2015) en Het eiland
van opa (2016) ontwierp hij intense zeelandschappen en voor Het kartonnen kasteel (2017) een zomerse
suikerheuvel. In De Grotteling zoekt
Davies donkerder sferen op. Aan de hand van een sinister schaduwspel wekt hij
de angst van een jong meisje tot leven.
Het verhaal begint met een
overzichtsprent van een Dickensiaanse stadsbuurt bij valavond. Hoofdpersonage
Ruby kijkt verschrikt uit het raam en ook de wijkagent houdt een oogje in het
zeil. Afgezien van een orgelman en een jonge schoorsteenveger is er niemand
meer op straat. Wanneer Ruby op weg naar de slaapkamer een dreigend
orgeldeuntje neuriet, geeft ze haar angst en die van haar medeburgers ook een
naam:
‘De
Grotteling sluipt door de gang.
Je ziet hem niet, het duurt niet
lang.
Maar als je denkt: wie weet, misschien…
zie je
hem toch. Ook ongezien.’
De Grotteling is een eersteklas monsterfiguur. Niemand
heeft hem ooit gezien, maar de geluiden die hij maakt en de sporen die hij
achterlaat bewijzen zijn bestaan. Davies vat de angst van zijn hoofdpersonage
in een zorgvuldig gecomponeerde omslagillustratie. Ruby ligt verstijfd van
schrik in bed, met het deken tot onder haar wipneusje opgetrokken. Het
vogelperspectief en de langgerekte schaduwen op de plankenvloer versterken het
akelige gevoel. Het schaduwspel reikt bovendien verder dan de slaapkamermuren.
Ook de stadsgezichten baden in een heerlijk onheilspellende sfeer. In een
illustratie halverwege het prentenboek verlicht een gaslantaarnpaal enkele statige
huizen. Aan de schaduwrijke overkant van het plein waagt zelfs de wijkagent met
zwarte cape zich niet.
De tekst op rijm past uitstekend bij dit donkere
beeldverhaal. Edward van de Vendel zorgde voor een vlotte vertaling met een
dramatische cadans. Het begindeuntje nestelt zich moeiteloos in het hoofd van
de lezers en met de burgergetuigenissen verderop bouwt hij de spanning op:
‘Ik zag hem in
het stadsplantsoen. Hij flitste door het avondgroen.’
‘Toen ik
terugkwam van een plas schoot hij uit mijn ochtendjas!’
Daarnaast bevat de tekst
doordachte uitnodigingen om de prenten te bestuderen en te revalueren. Immers
‘niets is wat het lijkt te zijn’. In tegenstelling tot de personages krijg je
als lezer van in het begin belangrijke visuele informatie aangereikt om de
Grotteling te kunnen ontmaskeren.
De ontknoping valt helaas wat tegen. Op het eerste gezicht
orkestreert Davies een gloedvolle blik achter de schermen van het monsterlijk
huis. Waar hij zijn kleurgebruik voorheen beperkte tot blauwige grijstinten,
kiest hij nu voor knetterend oranje en rood. De Grotteling houdt zich namelijk
helemaal niet schuil in een duistere hoek. Hij is druk aan het werk in een
verhitte werkplaats. Vervolgens gaat Davies op inhoudelijk vlak de mist in. De
daden van het schijnmonster worden als bij toverslag vergoelijkt, want het ging
niet ‘om dingen stelen, maar het verzamelen van onderdelen’. De Grotteling
heeft weliswaar een goede reden om in het grootse geheim aan zijn eigen weg te
timmeren, maar dat is wat mij betreft stof voor een ander prentenboek.
In De Grotteling roept Davies andermaal een
sfeervolle verhaalwereld voor de geest. Ditmaal zuigt hij je met een
onheilspellend wijsje en een dynamisch schaduwspel de prenten in. Jammer dat
hij die zinnenprikkelende angst met een twijfelachtig einde hoopt te sussen.
Benji Davies:
De Grotteling, Luitingh-Sijthoff, Amsterdam 2018, [32] p. : ill. ISBN
9789024580378. Vertaling van The Grotlyn door Edward Van de Vendel. Distributie
VBK België
deze pagina printen of opslaan