De
grootse finale blijft uit
15+ - In 2007 introduceerde de Franse auteur Timothée de Fombelle een nieuw,
onvergetelijk personage in de jeugdliteratuur: Tobie Lolness. Anderhalve
millimeter groot, woonachtig in een reuze-eik en op de vlucht voor de vijanden
van zijn vader. Het met een Zilveren Griffel bekroonde eerste deel, Op de
vlucht, heeft werkelijk alles om van een jeugdboek een klassieker te maken:
een bijzondere en sympathieke held, gemene schurken, een wereld die
nieuwsgierig maakt, fantasie, humor, een vleugje liefde en vooral ontzettend
veel verslavend spannende scènes.
Daarna bleef het even
stil rond De Fombelle. De Fransman is eigenlijk een theatermaker en zijn hart
ligt bij het toneel. Toch bleef hij na het succes van Tobie Lolness, dat ook in het buitenland met heel wat prijzen ging
lopen, voor kinderen schrijven en in 2011 verscheen het eerste deel van een
nieuw groots opgezet tweeluik: Vango: Tussen hemel en aarde. De
overeenkomsten met Tobie Lolness zijn
meteen overduidelijk: opnieuw een door en door goede held als hoofdpersonage —
en opnieuw is het een dappere jongen —, opnieuw een spannende achtervolging die
de motor vormt van het verhaal, opnieuw een tweeluik, opnieuw een verslavend en
razendsnel avonturenverhaal. Maar Vango
is toch ook weer radicaal anders. De nadruk ligt meer op mysterie en minder op
humor, en in plaats van een fantasierijke, tot de verbeelding sprekende context
kiest De Fombelle deze keer voor een door en door historische achtergrond.
Tussen
hemel en aarde opent met een memorabele scene op het plein voor de
Notre-Dame, in het jaar 1934. De jonge Vango staat op het punt om tot priester
gewijd te worden. Maar een groep politieagenten verstoort het intieme moment en
wil Vango arresteren. Hij wordt verdacht van moord. Met een adembenemend
manoeuvre weet Vango te ontsnappen. De nieuwsgierigheid is meteen gewekt: wie
is deze jongen? Het verhaal van Vango wordt er een vol mysterie. We
ontdekken dat hij als wees opgroeide op een woest eiland, een tijdlang in een
verborgen klooster woonde bij de monnik Zefiro, op een lange tocht met een van
de eerste gigantische zeppelins ter wereld de liefde van zijn leven, Ethel,
ontmoette en weer uit het oog verloor, en dat hij niet alleen wordt achtervolgd
door de politie die hem van moord verdenkt, maar dat ook anderen hem op de
hielen zitten omwille van zijn afkomst. Wie die mensen juist zijn en wat er nu
zo bijzonder is aan Vango’s verleden, blijft open.
In het tweede deel, Een prins zonder koninkrijk, is
het verhaal ondertussen twee jaar verder en is Vango nog steeds op zoek naar de
waarheid over zijn afkomst en zijn achtervolgers. En die vindt hij ook, zij het
een beetje in een anticlimax: niet alleen is de apotheose niet zo spectaculair
en ligt ze in de lijn van de verwachting, de ontknoping zelf wordt ook vrij
saai verteld. Bovendien gaat het verhaal na de onthulling nog eventjes door,
waardoor het gevoel van het raadsel ontcijferd te hebben een beetje wegvalt. Al
is het einde op zich stilistisch dan weer heel knap en blijft het onverwacht
samenkomen van alle losse eindjes nog wel een tijdje nazinderen.
Dit tweede deel botst
ook op andere niveaus op meer zwakheden dan het eerste deel. Het lijkt er
vooral op dat Vango ontzettend veel hoge verwachtingen heeft opgeroepen en die
in het tweede deel gewoon onmogelijk kan inlossen. Zo verwacht je stiekem een
nog grootsere setting voor de ontknoping dan in het eerste deel, maar dat
blijkt niet zo gemakkelijk als je eigenlijk al heel de wereld bij je verhaal
betrokken hebt. Het tweede boek blijft dan ook nog steeds schipperen tussen dezelfde
contexten: tussen Schotland — waar Ethel woont —, de Eolische Eilanden — waar
Vango opgroeide —, New York, Rusland, Parijs, en een zeppelin die de wereld
rondreist.
Wat personages betreft, weet De
Fombelle wél te prikkelen: de verhalen van personages die in het eerste deel
erg impliciet bleven, krijgen nu meer ruimte (zoals dat van de Mol), en de
auteur slaagt er zelfs in om op een geloofwaardige manier nog personages toe te
voegen aan de al indrukwekkende cast. Uiteindelijk maken meer dan dertig
regelmatig terugkerende personages hun opwachting. De Fombelle laat het niet na
om daar zelf terloops ironisch commentaar op te geven. Bijna op het einde van
het boek introduceert hij twee nieuwe personages, Barthélemy en Casimir
Fermini. Fermini, eigenaar van het restaurant waar een belangrijke confrontatie
zal plaatsvinden, is ook schrijver en rondt net zijn eerste roman af, wat
Barthélemy de ruimte geeft voor de volgende opmerking: ‘Dat kun je niet maken
[…] in de laatste hoofdstukken nog een nieuw personage opvoeren.’ Een heerlijk
staaltje zelfspot.
In een vergelijking met het eerste deel komt Een prins zonder
koninkrijk dan wel wat vuurkracht te kort, als tweeluik blijft het verhaal
van de jonge voortvluchtige wel een ijzersterk geheel. In de eerste plaats is Vango indrukwekkend filmisch geschreven.
De aaneenschakeling van scènes lijkt zo uit een hedendaagse kwalitatieve
actiefilm geplukt, de beschrijvingen roepen vanzelf beelden op, en de
vertelling schiet aan zo’n razend tempo voorbij dat je in de achtergebleven
echo’s op den duur bijna filmmuziek zou gaan onderscheiden. Maar de boeken gaan
ook verder dan louter een verhaal vol flitsende actie. Vango is bij momenten gevoelig en bijna poëtisch geschreven: ‘Zij.
Voor iedereen, zelfs voor Zefiro, kwamen die drie letters overeen met een
specifiek wezen, soms heel ver weg, als een droom, een schim of een gemis. En
met het geluid van ruisende japonnen in hun oren zwegen ze totdat ze midden in
de stad stonden.’ (Een prins zonder koninkrijk).
Veelzeggend is het tweeluik ook
in het verwerken van symbolen, met name degene die verwijzen naar hoogtes,
vliegen en vooral: vrijheid. Vango kan communiceren met vogels, wordt door zijn
Russische achtervolgers ‘de Vogel’ genoemd, kan de hoogste torens beklimmen
alsof het niets is en leeft liever dichter bij de hemel dan bij de grond. Hij
zoekt dan ook constant de spectaculairste locaties op, van de Notre-Dame tot de
Empire State Building, van eenzame, hoge kliffen tot zeppelins en eenpersoonsvliegtuigjes.
In die hoogtes vlucht hij niet alleen, maar zoekt hij ook zijn vrijheid. En de
euforie die je als lezer voelt bij iedere nieuwe, duizelingwekkende
hoogteverovering, zorgt voor adrenaline alsof je zelf het obstakel hebt
overwonnen.
Tegelijkertijd krijg je steeds
het gevoel toeschouwer te zijn van belangrijke historische gebeurtenissen. De
Fombelle plaatst dan wel de gebeurtenissen en de emoties centraal, op de
achtergrond blijft steeds de historische realiteit aanwezig. In het tweede boek
is dat nog nadrukkelijker dan in het eerste. Was de Tweede Wereldoorlog in het
eerste deel nog een vrij vaag doorschemerende dreiging, nu speelt die volop en
duidelijk een rol. Het nazisme, de oorlog, Stalin, ondergrondse verzetsgroepen;
op een subtiele manier weeft de auteur de historische feiten in het verhaal en
geeft hij ze een rol in de ontknoping van zijn eigen relaas. Dat voortdurende
gevoel van historiciteit voegt een prachtige dimensie aan het boek toe op een
manier die weinig grote romans gegeven is.
Ten slotte put De Fombelle ruim uit het arsenaal van
literaire trucjes om de spanning in zijn verhaal te houden. Hevige actiescènes
worden afgewisseld door rustpunten, een ingreep die de auteur al bij het begin
van het tweede boek gebruikt door na een heftige achtervolging op een trein
ruimte te geven aan Vango en Zefiro die op een wolkenkrabber de onmetelijke
nacht in turen. De cliffhanger is de auteur ook verre van vreemd, evenmin als
subtiele interventies van de alwetende verteller. En het flitsende tempo van
het verhaal lijkt symbolisch ondersteund te worden door het steeds opduiken van
de nieuwste vervoermiddelen. Aan de jongste auto’s, sneltreinen, zeppelins en
vliegtuigen met dubbele vleugels geen gebrek in deze roman — zelfs Vango’s
grote liefde, Ethel, ontpopt zich tot een stoere vliegenier.
Door scènes met verschillende
focalisatie af te wisselen wordt steeds weer een nieuw deel van het verhaal
verteld. Soms verplaatst de actie zich zo in één klap duizenden kilometers of
tientallen jaren. De Fombelle slaagt er vrij goed in de lezer door elke nieuwe
tijd- en perspectiefwisseling heen te loodsen. Zo geeft elk fragment je nieuwe
handvaten om alles in elkaar te puzzelen en gaan je hersenen op den duur in een
even razende vaart werken als die waarin het relaas zich voortbeweegt. Als
vanzelf ga je verbanden leggen, interpreteren en gissingen maken. En als je
daarbij even minder aandachtig leest, loop je meteen de kans achter de feiten
aan te hollen. Jammer genoeg zorgt dat ook meteen voor de grootste zwakte van
het tweeluik: door de vele perspectiefwisselingen en in elkaar grijpende
verhaallijnen die verteld moeten worden, raak je een beetje de voeling met
Vango zelf kwijt. Zeker halverwege het tweede deel lijkt het alsof je niet
zozeer Vango leert kennen, dan wel vooral bezig bent het mysterie te ontrafelen.
Naarmate het mysterie ingevuld begint te raken, ben je dan weer vooral bezig de
steeds verplaatsende actie te volgen en probeer je ondertussen niet te
verzanden in de veelheid aan andere personages en verhaallijnen.
Een auteur moet echter
keuzes maken. De wegen die De Fombelle is ingeslagen, maken van het tweeluik
over Vango vooral een ambitieus en overdonderend spannend verhaal dat heel wat
jonge lezers wel eens vele uren uit hun slaap zou kunnen gaan houden. Dat de
grootse finale wat uitblijft, geeft het misschien alleen wat minder kans om een
gecanoniseerde klassieker te worden.
Timothée de Fombelle: Een
prins zonder koninkrijk, Querido Amsterdam, 2012, 401 p. ISBN
9789045113067. Vert. van: Un prince sans royaume door Eef Gratama.
Distributie: Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan