9+ - Laat ik het
maar meteen opbiechten: de ondertitel, ‘Gedichten waar je wat aan hebt’, nam me
in het ootje. Even verwachtte ik informatieve gedichten, in het kielzog van recente
bundels van onder meer Bette Westera en Bibi Dumon Tak. Ik had het mis – en
niet voor het laatst. Speels en humoristisch zetten Edward van de Vendel en
Martijn van der Linden in Wat je moet
doen als je over een nijlpaard struikelt lezers geregeld op het verkeerde
been, zodat het bovenal een erg vrolijke bundel is geworden, vol dwarse adviezen
voor ‘Wat je moet doen / als het regent’, of ‘Wat je moet doen / als je trein
vertraging heeft’, en ‘Wat je moet doen / als je een andere taal wilt leren’.
Toch is het niet
louter kolder. Meerdere gedichten sluiten aan bij de rijke en geschakeerde
ervaringswereld van kinderen in relatie tot hun ouders en omgeving. ‘Wat je
moet doen / als je moeder huilt’ verbeeldt krachtig wat aanraking vermag:
‘je hoeft haar
alleen maar
te schragen –
Schragen, dat betekent steunen,
met je lichaam
dus.
[…]
Iets met
draagkrachtverschuiving
en onverwachte
aandachtshydrauliek,’
Dat kinderen meer
in hun mars hebben dan ze soms zelf gaan geloven, spreekt ook uit ‘Wat je moet
doen / als je ouders je nooit eens/ laten winnen’. De dichter weigert op de knieën
te gaan:
‘Je wilt toch
klimproblemen
langzaam,
langzaam
leren verslaan,
zodat je ooit
in het blauw
van de hemel kunt
staan
en blij naar de
aarde kunt zwaaien?
Nee?
O, oké.
Dan ga jij toch
gezellig
een molshoopje
aaien.’
Van de Vendel schudt
de taal hier (alweer) met bedrieglijk gemak uit de mouw. Zo werkt het
titelgedicht precies bij gratie van het absurde volgehouden eindrijm op
‘struikelen’ en stapelt de auteur meer dan eens woorden tot een zinderende
klankentoren. Altijd zorgt hij voor verrassing. Net wanneer het lijkt alsof klank,
rijm en ritme te gekunsteld of net te goedkoop zijn ingezet, keert hij de
dingen om. De volwassen lezer wordt eraan herinnerd dat zij een indringer is in
deze verbeeldingswereld, zoals in het slotvers van ‘Wat je moet doen / als je
geen lievelingsdier hebt’:
‘Ooit komt er
eentje
op jou af
gesprint
en dan ben je
het,
eindelijk.
Lievelingskind.’
Steevast geven de
slotverzen de leeservaring een tik: grappig, verrijkend, verfrissend.
Schetsen de
gedichten an sich al een rijke wereld, dan doen ze dat helemaal in samenspel
met de prenten van Van der Linden. De illustrator zet een brede waaier
technieken in, van fotografische schilderijen en fijne potloodtekeningen tot
stempelwerk. Vooral in die eerste twee blinkt hij uit. De prent bij het
titelgedicht maakt door de fotografische schildertechniek het absurde gegeven
van een nijlpaard op de stoep erg concreet, en de chattende jongere voegt
subtiel een kritische dimensie toe: zien we nog wel wat om ons heen gebeurt? Gedichten
en prenten dagen lezers uit om stevig in de wereld te staan en, dankzij
onderlinge verwijzingen, gesplitste zinnen, witregels, witruimte en taalspel,
er ook bij stil te staan.
Van de Vendel is
zonder twijfel een van de meest veelzijdige stemmen in de hedendaagse
Nederlandstalige jeugdliteratuur, en hij blijft grenzen verleggen en genres
opschudden. Dat hij alweer een frisse wind door de kinderpoëzie jaagt, is
indrukwekkend. Van der Linden is flink op weg een al even veelzijdig
illustrator te worden, en dat hun samenwerking knettert bleek al eerder, met
het prachtige Stem
op de okapi. Ook dit boek roept overtuigend: lees mij.
Edward van de
Vendel en Martijn van der Linden: Wat je moet doen als je over een nijlpaard
struikelt. Gedichten waar je wat aan hebt, Querido, Amsterdam 2019, 70 p. :
ill.ISBN 9789045122267. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan