De beroemdste hond van Tsjechië en de bezeten
behoefte aan taal
9+ - Dasja van
literaire duizendpoot Karel Čapek (1890-1938) is al bijna 90 jaar een van de
meest geliefde kinderboeken uit de Tsjechische literatuur. De aandoenlijke en
grappige verhalen over zijn hondje Dasja, een ruwharige airedaleterriër,
blijven een groot
publiek van alle leeftijden aanspreken. Het immens populaire
boek is nu eindelijk weer beschikbaar in het Nederlands, in een vlotte nieuwe
vertaling van Edgar de Bruin en een oogstrelende vormgeving van Henrik Barends.
Bijzonder is dat de nieuwe editie Čapeks oorspronkelijke tekeningen en foto’s
integreert, wat van het lezen van dit innemend kleinood een indringende
totaalbeleving maakt.
Čapek, die vele jaren na zijn dood door zijn landgenoten werd
uitgeroepen tot de grootste Tsjechische auteur aller tijden en in 1936
genomineerd was voor de Nobelprijs, was een productief veelschrijver. Hij hield
de vinger aan de pols en engageerde zich via honderden artikels in het
politieke leven van zijn land. Zijn interessegebied was zo groot dat hij als
het ware uit noodzaak zo goed als alle literaire genres beoefende. Zo schreef
hij naast wereldberoemde romans zoals Oorlog met de Salamanders (1936), Krakatiet (1924) en Meteoor (1934),
ook korte detectiveverhalen, reisreportages, toneelstukken (het bekendste is R.U.R. uit 1920, omdat het woord ‘robot’
er voor het eerst in voorkomt), feuilletons, kinderboeken en zelfs een erg
vermakelijk boek over tuinieren, Het jaar
van de tuinier (1929).
Čapek is zelf
kinderloos gebleven, maar hij vond het schrijven van kinderboeken uiterst
belangrijk. In zijn nawoord bij Dasja
citeert vertaler De Bruin hieromtrent een mooie uitspraak van Čapek:
‘Als ik kleine kinderen van vier, vijf jaar
en ouder zie, dan verbaas ik me over hun welhaast bezeten behoefte aan taal,
over hun liefde voor woorden, over hoe gelukkig ze zijn als ze een nieuw woord
ontdekken. Daarom vind ik dat de literatuur voor kinderen zich van de rijkste
en sprankelendste taal moet bedienen. Als een kind in zijn jeugd weinig woorden
meekrijgt, zal hij zijn leven lang weinig woorden kennen. Daar draait voor mij
de kinderliteratuur om. Kinderen zo veel mogelijk woorden en ideeën aanreiken
en zo hun vermogen om zich uit te drukken aanwakkeren — vergeet niet: woorden
zijn immers gedachten, het volledige geestelijke kapitaal.’
Dasja, heerlijk kijken,
lezen en voorlezen
In 1926 nam de toen reeds beroemde Čapek
zijn eerste hond in huis, een airedaleterriër met de naam Minda. Kort erna kwam
Iris erbij, van hetzelfde ras: zij was de moeder van het teefje Dasja
(‘Dásjenka’, diminutief van Dasja, wat dan weer een affectieve verkorting is van Daria). Iris en Minda kwamen ook al voor in de krantenstukjes van
Čapek, maar de verhalen over Dasja kenden het meeste succes. Dasja is zonder twijfel Čapeks bekendste
kinderboek, maar hij schreef ook nog sprookjes en postuum werden er nog twee
verzamelingen met dierenverhalen gepubliceerd (Měl jsem psa a kočku of ‘Ik
had een kat en een hond’ in 1939 en Pudlenka of ‘Poedel’ in 1970). Hopelijk
vinden deze nog niet vertaalde sprookjes en verhalen eveneens hun weg naar
uitgeverij Voetnoot.
Een eerste Nederlandse versie van Dasja
kwam uit in 1935 bij uitgeverij Van Holkema & Warendorf onder de titel Tuuntje, of Het leven van een jongen hond,
maar deze editie was eerder een hervertelling dan een vertaling. Dat de in
Antwerpen gevestigde Nederlandse uitgeverij Voetnoot de vrolijke klassieker nu
uitbrengt in een gloednieuwe vertaling mag niet verbazen. Al ruim een decennium
lang brengt de uitgelezen reeks ‘Moldaviet’ van deze uitgeverij de mooiste
korte verhalen en novelles uit de Tsjechische literatuur. De reeks — genoemd
naar de groen-transparante edelsteen die wordt aangetroffen in de vallei van de rivier Moldau — staat onder de deskundige redactie van topvertalers
Edgar de Bruin, Hank Geerts, Kees Mercks en Irma Pieper. Aan de andere kant is
het behoorlijk uitzonderlijk dat uitgeverij Voetnoot moedwillig buiten haar
comfortzone treedt door met een heus kinderboek op de proppen te komen. De
indrukwekkende fondslijst van de uitgeverij bestaat immers voornamelijk uit
vertaalde literatuur, hedendaagse poëzie, kunstkritieken en fotografieboeken.
Anders gezegd: Dasja is — voorlopig —
het enige kinderboek op de lijst.
In 2009 vertaalde Kees Mercks voor Voetnoot reeds Čapeks Prenten van Holland, een reisverslag van
zijn bezoek in juni 1931 aan Den Haag, om er het negende Internationale
PEN-congres bij te wonen. Net als Dasja bevat
Prenten van Holland de originele
tekeningen van Čapek. Dat Čapek zelf de tekeningen verzorgde, is verrassend,
want over het algemeen was het zijn broer Josef, in zijn tijd een bekende kunstenaar, die het artistieke luik van Karel voor zijn rekening nam (zo
ontwierp hij bijvoorbeeld de decors voor Karels toneelstukken). De tekeningen
zijn van een ontwapenende eenvoud, op het naïeve af, in een klare lijn: met een
paar trekken weet Čapek een bepaalde gemoedstoestand, beweging of houding van
zijn levenslustige pup te vangen en op papier te zetten.
De verhalen over Dasja
verschenen voor het eerst in 1932 op de kinderpagina’s van de krant Lidové noviny. Dat Čapek zelf de
eenvoudige zwart-witte pentekeningen maakte, is misschien ook te verklaren door
het feit dat een krant snel kopij moet hebben. Zoals De Bruin suggereert in
zijn nawoord, schetste Čapek de tekeningen wellicht met dezelfde pen waarmee
hij de verhalen schreef.
Wat Dasja écht
buitengewoon maakt, zijn echter de foto’s die Čapek van zijn hond maakte, in de
voorliggende editie opgenomen in een annex en aangevuld met bij momenten
hilarische bijschriften. Het is toeval, maar Dasja kwam in Čapeks leven op het
moment dat de auteur een kortstondige passie (van 1930 tot 1932) opvatte voor
fotografie en fotograferen. Dient het gezegd dat het fotogenieke hondje zijn
favoriete onderwerp werd?
Toen uitgeverij Borov in 1933 de cursiefjes over Dasja
uitbracht in een door de Tsjechische avantgardist Karel Teige (1900-1951) fraai vormgegeven
boekdeel,
was het overigens erg ongebruikelijk om foto’s op te nemen in een kinderboek.
De oorspronkelijke editie was van een groot, innovatief formaat waarin de
foto’s een prominente plaats kregen. Teige ging een functionalistisch en
constructivistisch spel aan met het kleurenpalet, de geometrische vormen, de
typografie en de directe
zeggingskracht van de foto’s. Teige’s editie is inmiddels een antiquarisch
curiosum, waarnaar menig bibliofiel gretig op zoek is.
De
vormgeving van Dasja is een
huzarenstuk en kan moeiteloos naast die van Teige staan: Henrik Barends, de
meester-vormgever bij Voetnoot, bewerkte (en verscherpte) de foto’s van Čapek
en maakte er duotone beelden van, waardoor de grijstinten van de originele
zwartwit foto’s nog beter tot hun recht komen. Barends zorgt voor een ademende
bladspiegel, waarover Čapeks tekeningen als de vlekken op een bonte hondenvacht
worden verspreid.
Even speels als Teige kiest Barends voor verschillende, luchtige
lettertypes: op de cover en de titelpagina’s van elk hoofdstuk is dat een
gepixeld bitmap font, terwijl de bijschriften en de lopende tekst in een ander lettertype
zijn. Fotograaf, filmmaker en kunstenaar Paul de Nooijer bewerkte op zijn beurt
Čapeks tekeningen, zodat die tegen een al dan niet gekleurde achtergrond konden
worden geplaatst. Met die kleuren gaat Barends even uitbundig aan de slag, wat
het boek visueel erg aantrekkelijk maakt, niet alleen voor kinderen maar ook
voor volwassenen met gevoel voor esthetiek.
Dasja bestaat uit zeven hoofdstukken. In de eerste vier
hoofdstukken vertelt Čapek enthousiast over de eerste levensdagen van zijn pup,
‘een wit dingetje van niks, het paste zo in je hand.’ Met veel gevoel voor
humor en in een gloedvolle taal vol affectie schetst hij hoe het leven van een
puppy er uitziet, wat het hondje nog allemaal te wachten staat en wat het nog
allemaal moet leren. Zijn eigenwijs en speels huisdier is tegelijkertijd een
bron van amusement, bezorgdheid, irritatie en onvoorwaardelijke liefde.
Het vijfde hoofdstuk
is een kostelijke handleiding over hoe je een foto moet maken van een
schijnbaar onophoudelijk actief en vitaal beest: ‘Ik ga er niet omheen draaien:
het is lastig en het vereist engelengeduld van zowel de pup als de fotograaf.’
Het zesde hoofdstuk, ‘Verhaaltjes voor Dasja zodat ze stil blijft zitten’,
reikt een mogelijke oplossing aan voor de vloekende fotograaf uit het vorige
deel. Het verhaal over de hondenstaart is heel amusant, net als dat over Fox
(‘de grootste foxterriër aller tijden’) en de reden waarom terriërs graven. Het
laatste verhaal heet ‘Over mensen’: hierin komt aan bod dat Dasja haar baasje
zal moeten verlaten om bij andere mensen te gaan wonen. Het slothoofdstuk is de
fotokatern, waarin de lezer Dasja ziet als pup van enkele uren oud en als
volwassen teefje.
Hoewel dierenvrienden van alle
leeftijden plezier zullen beleven aan Dasja, wordt het boek in eerste instantie
aanbevolen voor kinderen vanaf negen jaar. Dasja
leent zich ook perfect om voor te lezen. De meer dan zestig tekeningen en dertig
foto’s, gecombineerd met de tijdloze vormgeving, maken van Dasja ook een echt kijkboek.
Kortom, een heerlijk boek —
‘voor kinderen geschreven, getekend, gefotografeerd en ondergaan door Karel
Čapek’ — dat kinderen en dierenvrienden, jong en oud, klein en groot, zeker en
vast zal aanspreken.
Karel Čapek: Dasja, oftewel Het
leven van een pup, Voetnoot, Antwerpen 2019, 120 p. : ill. ISBN 9789491738449.
Vertaling van Dášeňka čili život
štěněte door Edgar de Bruin. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan