4+ - Josefien loopt door het bos, waar ze graag komt. De bomen
zijn donkerbruin en zwart. Op de volgende pagina loopt een tijger. Hé, wat een
gezellige, zachte kleuren hebben de bomen waar hij loopt. Hoe de tijger daar
terecht komt, weten we niet, maar in elk geval is hij vriendelijk en aaibaar.
Zijn warmte gloeit je op bijna elke pagina oranje tegemoet. Josefien, te
concluderen aan de foto’s op haar slaapkamer weduwe geworden, knapt er meteen erg
van op en neemt hem mee naar huis. Dat staat, zoals gebruikelijk bij Jutte, in
een enigszins onbestemd stadje waaraan we niet kunnen aflezen in welke tijd we
zijn. In elk geval niet in de huidige, eerder in de jaren vijftig, te zien aan
sommige gebruiksvoorwerpen, een schip, de hoeden van de mannen, die ze ook
keurig afnemen bij het groeten. Ook aan de hoedjes van de vrouwen en de
vierkant vallende broeken van de jongens, die op een plusfour lijken.
De mensen in het
stadje schrikken eerst behoorlijk, tot verbazing van Tijger, maar al gauw is het
voor de meesten een feest dat hij er is. Je kunt paardje rijden op zijn rug, hem
gebruiken voor een spreekbeurt en als model voor je schilderijen. De schilder,
Pierre-met-alpinopet, is, net als Jutte, een fan van Matisse en Picasso.
Ondanks alle gezelligheid krijgt Tijger op een dag fernweh.
Het woordspel met heimwee is leuk: fernweh is een verlangen naar verre,
onbekende oorden. Eerder dan verlangen naar het onbekende, verlangt Tijger naar
wat hem intussen niet meer vertrouwd is: zijn oorspronkelijk leefgebied en zijn
eigen aard. Hij heeft het goed bij Josefien, maar tegelijk maakt het hem ziek. Josefien
brengt hem dus terug. De afscheidsscène is heftig in zijn eenvoud. Hier wordt
ons iets verteld over een diep gevoeld afscheid, maar troost is er ook.
Jutte zet weer fraai
onverwachte kleurvlakken tegen elkaar. In de heldere eetkeuken hebben
verschillende soorten groen geen enkele moeite met elkaar. Treffend is hier ook
de donkere gang waar Tijger verdrietig ligt te wezen. Ook in de buitenruimtes
kiest Jutte voor bijzondere oplossingen. Een lichtbruine muur met schrikkende
mensen daartegen als een slecht passend decorstuk, naast het blauwgroen van de
huizen van de straat daarachter. De hoge zwarte muur van een steeg, met het
perspectief vanuit die steeg, is schitterend.
Er is een redelijk geslaagde
afwisseling van rustige en drukke prenten, op eentje na allemaal over een dubbele
pagina. De rustige winnen het volgens mij ruimschoots van de drukke. Het is
bijvoorbeeld niet helemaal duidelijk waarom de herfstpagina zo rommelig
boordevol mannen en vrouwen met paraplu moet. Maar misschien begeleiden deze,
vooral in het zwart en grijs geklede, mensen de eenzaamheid en de rouw van
Josefien. Licht element op deze prent is een gezellig in een plas stampend
meisje. Ook de tekening van ‘het verre oosten’ is rommelig, volgepropt met
‘vaste kenmerken’ als tulbanden, islammutsjes, hoofd- en omslagdoeken, een
tuktuk, een fietstaxi en een slangenbezweerder.
Alles bij elkaar is dit een volbloed Jutte, die de tekst
bescheiden heeft gehouden. Hier en daar voegt die echt iets toe, bij voorbeeld
als hij vertelt dat Josefien op de heenreis minstens drie dikke boeken leest en
op de terugreis niets. Ook zo kom je iets te weten over afscheid nemen en
missen. Soms kan de weinige tekst zelfs best weg. We snappen het slot bij
voorbeeld zo ook wel. De oranje deken van Josefien, met daarop een poesje, de
nieuwe kameraad van Josefien, gloeit op de slotpagina bijna hetzelfde op als de
vacht van Tijger. Boven haar hoofdeinde hangt Tijgers portret, en op het
nachtkastje staat nog prominent dat van haar man. En dan volgt nog een fraai
schutblad.
Jan
Jutte: Tijger, Lemniscaat, Rotterdam 2019, 48 p. : ill. ISBN 9789047710714.
Distributie De Eenhoorn
deze pagina printen of opslaan