14+ - Je kunt de doelgroepen van de boeken van Erna Sassen vrij
gemakkelijk uit elkaar houden. Die voor 14+ hebben allemaal een duidelijke
ontkenning in de titel: Dit is geen dagboek, Kom niet dichterbij
(Leopold 2014, eigenlijk meer 18+), Er is geen vorm waarin ik pas,
en dit laatste boek. De hoofdpersoon daarin is steeds iemand die geïsoleerd
geraakt is doordat hij/zij iedereen op afstand houdt, gedreven wordt door een
stevige woede en geleid door een heftig verdriet (na een verlies). De boeken
voor 6-12 jaar (naar mijn idee een beetje ondergesneeuwd doordat de meeste
critici haar werk het liefst zouden laten beginnen bij haar ‘puberfluisteren’) hebben
die elementen nauwelijks. Wel zijn ze ook stellig: De gemeenste opa van Europa (Leopold 2004), Een heks verhuist niet! (Leopold 2007), Een indiaan als jij en ik.
Dat laatste boek is er trouwens eentje dat qua hoofdpersoon en thematiek dicht
bij Zonder titel ligt. De
hoofdpersoon in dat boek voor 8+ is de eenzelvige, dromerige Boaz, hij verzint
zelfs vrienden om zijn ouders gerust te stellen. Hij krijgt voor het eerst een
echt maatje, de Syrische vluchtelinge Aïsha. En de tekeningen zijn van Martijn
van der Linden.
Ook in Zonder titel is het
maatje van het hoofdpersonage, Joshua, een vluchtelinge, deze keer uit Irak, de
prachtige Zivan. Zij zijn al maatjes sinds hun kleutertijd, hun karakters zijn
aanvullend. Joshua ziet zichzelf als een wolf: een huilebalk, die soms zijn
tanden laat zien en alleen nog maar kan grommen als het tegenzit. Zivan is de
rustige, haar alter ego is het zachte geitje. Als zij op een dag terug moet
naar Irak omdat ze volgens haar vader te veel verwestert, om daar uiteindelijk met
haar neef te trouwen, stort Joshua’s wereld in. Komt daar bij dat hij niet over
kan gaan naar havo-3 (hoger algemeen voortgezet onderwijs), daarom ‘cum laude’
bevorderd wordt naar vmbo-3 (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) en daar
voor zijn gevoel totaal niet past.
Daar denken twee ‘zware jongens’ uit de klas, Sergio en
Dylan heel anders over. Sergio pakt op een dag Joshua’s schetsboek af, raakt
geïntrigeerd en besluit dat Joshua de tekening gaat leveren voor een nieuwe
tattoo op z’n arm (z’n hele rug is al gecoverd). Ook Dylan roept op een gegeven
moment de hulp van ‘Rembrandt’ (zo noemen de jongens Joshua) in, voor een
schoolopdracht. Uit medelijden trouwens, hij meent dat Zivan overleden is. De
aandacht voor de beeldende kunst van de drie jongens, alle drie even hard
(alleen is dat bij Joshua niet lichamelijk, Sergio en Dylan zijn loeisterk),
levert hilarische scènes op. Met als hoogtepunt een rondgang in het
Rijksmuseum, onderdeel van een schoolexcursie, waarbij de jongens ook geknipt
blijken voor interessante observaties van beroemde schilderijen, bijvoorbeeld Het joodse bruidje van Rembrandt, dit door
Dylan meegedeeld op oorlogssterkte.
Intussen is Zivan terug in Nederland, om met haar moeder
voor haar zieke tante te zorgen. Zivan duikt onder, maar blijft onder druk van
haar familie twijfelen of ze zich weer zal melden. (Hier is er een mooie
spiegeling in de volwassenenliteratuur met Ik
ga leven van Lale Gül -- Prometheus 2021). Joshua kan haar twee keer
spreken, maar diep contact is er niet.
Twee sterk uitgewerkte verhaallijnen
zijn het, vooral door de manier waarop Sassen de vooroordelen van de drie jongens
te lijf gaat. Joshua zwelgt zo in zijn verdriet en zijn woede over de
islamitische familieterreur, dat hij totaal niet doorheeft hoe onder z’n ogen
twee op het oog alleen maar hulken van jongens met hún familie-ellende moeten zien
om te gaan. Vmbo, kickboksen en tattoos worden ontdaan van het negatieve beeld
dat ‘studjes’ als Joshua ervan hebben, bij voorbeeld door het tonen van een kickboksles
aan kinderen (wat meteen ook een paar gedenkwaardige schetsen oplevert).
Net als in de andere drie jongerenromans gebruikt Sassen de
troost van de kunsten. Deze keer dus de schilderkunst, in het bijzonder de
schets, die de charme heeft van het nog niet af zijn. Het is mooi dat Martijn
van der Linden (ook al zo goed op dreef in Een
indiaan als jij en ik) weer gestrikt kon worden voor de illustraties. Soms
kunnen ze qua mededeling gewoon de plaats van een hoofdstuk innemen, soms tonen
ze de lezer het schetsboek van Joshua.
‘Zonder titel’ heet het kunstwerk
(29,7 x 20 cm, gemengde techniek op papier) op de titelpagina, waarbij we, in
tegenstelling tot op het voorplat, ook de vreemde, onduidelijke ogen van Zivan
zien. De ontkenning doet minder heftig aan dan die in de andere drie romans,
ook door de knipoog naar het gebruik van ‘Zonder titel’ in de beeldende kunst.
Dat geknipoog zie je ook in het commentaar van Sergio en Dylan op al die
lekkere blote wijven die je tegenkomt in Joshua’s schetsboeken, ‘bloot wijf
to the max’, ook aan de muur op z’n kamer en uiteraard sowieso in de
schilder- en beeldhouwkunst.
Erna Sassen is
opnieuw goed in vorm. Motieven als het gezin, een terugkerende droom (Joshua op
straat zelf in z’n blootje!) en opmerkingen over schilders en de schilderkunst
worden uiterst soepel in het verhaal geweven. Bijzonder mooi verbindt Sassen de
opvatting van de schilder Uglow over zijn schilderijen (‘dat ze nooit af waren.
Het proces was alleen maar gestopt’) met Joshua’s relatie met Zivan. Ze zit ook
aardig op de actualiteit, zelfs de genderdiscussie komt even heel licht aan de
orde (is de nieuwe wiskundejuf een man of non-binair?, je moet tegenwoordig
goed opletten). De taal is mooi rauw, zoals gebruikelijk bij Sassen, vaak
lekker aangezet door de typografie, de dialogen zijn sterk en intelligent en er
kan veel gelachen worden. In het slotstuk zakt de spanning enigszins weg.
Sergio en
Dylan zorgen er, samen met Joshua’s zus, voor dat er in elk geval in één
opzicht een spetterend happy end is. Dat is zonder enige gêne geplukt uit boeken
voor jongere leeftijdsgroepen: met een verjaardagsfeest.
Erna Sassen, Martijn van der Linden: Zonder titel, Leopold,
Amsterdam 2021, 253 p. ISBN 9789025880958. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan