Het kappen
van het bos verscheen
voor het eerst in 1950 in het literaire tijdschrift Paragone en werd
meermaals door Carlo Cassola opnieuw uitgegeven als onderdeel van verschillende
verhalenbundels met dezelfde titel. Op de kaft van de Nederlandse vertaling wordt
het werk omschreven als ‘een intense semi-autobiografische roman van een
schrijver die zorgvuldig zoekt naar de zin van het bestaan in het gewone lot
van het leven’. Carlo Cassola die als laatste in een gezin van vijf werd
geboren te Rome in 1917, had op het moment van schrijven een periode achter de
rug van actieve deelname aan het verzet. In de jaren 1943-‘44 maakte hij onder
de schuilnaam Giacomo deel uit van een communistische brigade van de Resistenza
die in de buurt van Volterra en Grosseto vocht. Na de oorlog verwijderde hij
zich geleidelijk van de politiek ten faveure van de literatuur. In zijn ogen
had het verzet gefaald en werd de naoorlogse literatuur getekend door een ‘verschrikkelijke
verwarring tussen literatuur, cultuur en politiek’, zoals hij schreef in een
brief aan de bevriende schrijver en intellectueel Franco Fortini.
Als leraar
geschiedenis en filosofie aan het lyceum van Grosseto begint hij met het
schrijven van Het kappen van het bos
op het moment dat zijn vrouw Rosa plotseling ernstig ziek wordt en sterft aan
een nierkoliek op 31-jarige leeftijd. Het verhaal, dat simpelweg over het
kappen van een bos had moeten gaan, werd voor hem een vorm van rouwverwerking
en hij maakte van de hoofdpersoon Guglielmo een weduwnaar, die zijn lot deelde
met dat van de auteur. Begin jaren 1950 slaat hij ook een nieuwe weg in met
zijn schrijven, een waarin hij het verleden afzweert en met een kritische blik
gaat schrijven over het verzet. Een latere vrucht hiervan is de bestseller La ragazza di Bube, waarmee Cassola in
1960 de vermaarde Strega Prijs wint en die hem internationale roem bezorgt.
Het verhaal, dat
in 1965 door Einaudi eveneens in een schooleditie werd uitgebracht, is opnieuw
actueel juist door de intentie van de schrijver om het kappen van een bos los
van elke ideologie tastbaar en invoelbaar te maken. Dit inzoomen op het
precaire evenwicht tussen mens en natuur plaatst het verhaal ook in continuïteit
met Cassola’s laatste apocalyptische werken uit 1978 waarnaar verwezen wordt op
de flaptekst, namelijk de trilogie waarin hij het uitsterven van het leven op
aarde beschrijft.
In de vertelling volgen we Guglielmo op weg naar het hakperceel dat hij
heeft gekocht, en in zijn kielzog worden we meegenomen naar achtereenvolgens het
afscheid van zijn zus Caterina en van zijn twee dochtertjes waarvoor zij zorgt;
het vertrek van de houthakkers naar het bos na een oponthoud bij een boerderij;
het werk en de ontspannende momenten samen in de houthakkershut; het vallen van
de winter en het wachten op beter weer; het afscheid na vijf maanden werken van
de ploegmaten en de terugkeer naar huis. Deze rechttoe rechtaan vertelling
maakt dat de lezer met Guglielmo meekijkt zonder dat deze met zijn blik een
oordeel velt over wat er gebeurt, maar de voorvallen evenwel kleurt met zijn
nog niet verwerkte rouw waaraan hij ontsnapt door in het harde werken te
vluchten.
Deze
narratieve documentairestijl – het boek is ook verfilmd in 1963 door Vittorio
Cottafavi – maakt deze roman tevens actueel in zijn vorm van verhalende non
fictie. Cassola zal in 1954 ook, samen met schrijver Luciano Bianciardi, een
onderzoek publiceren over de barre leefomstandigheden van de mijnwerkers in de
Toscaanse Maremma. De ploegmaten geven met hun verschillende leeftijden, karakter
en positie in de groep een kijkje in het leven in de provincies Pisa en Pistoia,
waar houthakken een status heeft tussen vrijbuitersbestaan en zekere bron van
inkomsten (als je baas bent, zoals Guglielmo) in. De oudste van de groep,
Francesco, is een verhalenverteller die het favoriete onderwerp van de
bandieten aanroert en vertelt hoe precies daar waar ze drie steeneiken hebben
gekapt de legendarische Moriani is vermoord, nadat hij door zijn broer en zijn
makkers was verraden. Als een houthakker uit de Pistoiese Apennijnen met
Kerstmis een zak maismeel komt lenen, komt de ploeg in contact met een hardere
werkelijkheid dan de hunne, en met een andere organisatie van het werk, waarbij
ook vrouwen, gekleed als mannen, deel uitmaken van de ploeg. Aan de jongste van
het gezelschap, Germano, legt Guglielmo uit dat het ‘heel arme mensen’ zijn, en
dat zij, daarbij vergeleken, ‘hoge heren’ zijn. Uit het kamp van de Pistoiesers
ronselen ze een kolenbrander, een moeilijk beroep dat tweeënzeventig uur werk achter
elkaar kan vergen.
Behalve een kijkje aan de randen van de modernisering – de jaren 1950 luiden
in Italië de economische boom in, en een voorbode hiervan wordt gegeven
met de boerderij waar de ploeg van Guglielmo, wachtend op de paardenkar die hen
naar het kapperceel zal brengen, een rondleiding krijgt langs ‘de modelstal, de
modelhooiberg, de modelmesthoop, de modelduiventil, enzovoort’ – geeft het
verhaal ook inzicht in het vakmanschap waarmee bossen worden gekapt met kennis
van en respect voor de natuur: ‘Van elke tien dennen lieten ze er eentje staan.
Er moeten namelijk zo’n honderd bomen per hectare worden overgelaten, die
vormen dan de spillen, of zoals het soms ook wel poëtisch wordt genoemd: de
uitzet van het bos’. De melancholieke toon ervan, en de moeite die Guglielmo
heeft om naast zijn werk zijn gevoels- en gezinsleven opnieuw een invulling te
geven zonder de geliefde Rosa aan zijn zijde, maken van deze miniatuur ook het
afscheid van een bestaansvorm die weldra zal verdwijnen, maar dit wordt nooit
expliciet gemaakt. De verweesdheid van Gugliemo, die aan het einde van de roman
Rosa aanroept om hem ‘daarboven in de hemel kracht te geven’ maar zonder
daarbij, in het ‘aardedonker’, een ster te ontwaren, en de rusteloosheid van
Germano, die al een afstand begint te voelen tussen hem en het leven in de
provincie en ervan droomt om tijdens zijn diensttijd naar de Veneto te worden
gestuurd waar de meisjes losbandig zijn, zijn voortekenen van een omwenteling
waarin het bos het zonder houthakkers zal stellen.
Carlo Cassola: Het kappen van het bos, Oevers,
Zaandam 2023, 119 p. ISBN 9789493290389.Vertaling van Il taglio del bosco door
Manon Smits en Pieter van der Drift. Distributie De Wolken
© 2024 | MappaLibri