12+ - Sjoerd Kuyper
liet in een interview in het NRC terloops vallen dat hij denkt dat hij
zijn laatste boek wel denkt te hebben geschreven. Dat dat een beetje zeer doet
kan ik niet ontkennen. Van Het zakmes tot Hotel de grote L, Sjoerd
Kuyper weet de toon van het kind en de tijd steeds te vangen in zijn verhalen.
Zo hetzelfde, maar toch ook helemaal anders voelt De grote vloed. Het
lijkt alsof Sjoerd Kuyper het verhaal heeft geschreven met de gedachte dat als
het zijn laatste boek zal zijn, hij zich ook geen blad voor de mond zal nemen.
Een opus magnum, een laatste epistel over alles wat hem zorgen baart en zijn
ideeën van een oplossing.
De grote vloed is een rampenboek, een verhaal dat
zich afspeelt in 2029. Toch weet je als lezer door de eerste passage meteen dat
het verhaal zo diep is als wateren waar de hoofdpersonen zich in begeven:
‘Er zijn
duizenden manieren om wakker te worden: van scherp zonlicht, zware regen,
onweer, schreeuwende stemmen, je vader die niet kan ophouden met huilen,
ongedierte in je bed, kogels die vlak boven je hoofd gaten in de muur slaan, je
kunt wakker worden naast je moeder of op een kameel, in een jeep, in een kleine
boot op zee, ijskoud of gloeiend heet van de koorts, van pijn, verdriet, van je
vader die fluistert: “Op een dag kom ik terug, zoon, op een dag sta ik voor je
en zullen mijn armen voorgoed jouw huis zijn,” maar ook van vogels die zingen
voor je raam en de geur van gebakken eieren. Op al die manieren was Moos al
eens wakker geworden, maar de meeste kon hij zich niet herinneren omdat hij
toen nog te klein was om dingen te onthouden. Dus toen hij op 4 mei 2029, vroeg
in de ochtend, wakker werd omdat het bed van opa Leon zijn kamer in kwam varen
en zijn bed ramde, dacht Moos: ik ben nog nooit op zo'n krankzinnige manier
wakker geworden.’
De veertienjarige Moos woont bij zijn opa Leon. Als de grote vloed
komt, is Moos voorbereid en heeft hij van de Buick van opa Leon een vlot
gebouwd. Samen met opa Leon weet Moos de overstroming van de aarde te
overleven. Tijdens hun vaartocht op zoek naar leefbaar gebied worden zij,
evenals de lezer, niet ontzien:
‘Zo zwalkten ze rond,’ [...] ‘heen en weer gesmeten door
golven als klauwen, soms bijna opgeslokt door golven als muilen, onder een
hemel van beton, tot eindelijk de zon doorbrak en de golven in zee verdwenen en
ze de horizon konden zien. Alsof ze in een ronde schaal dreven. Maar ze keken
niet om zich heen, ze keken omhoog, alle vier, ze keken recht in de zon tot er
vlekjes voor hun ogen dansten en ze bleven kijken tot ze alleen nog maar
vlekjes zagen. Ze keken vooral niet naar het water om hen heen. Want vanuit de
diepte kwamen lijken omhoog.’
Al snel komen ze de corpulente burgemeester en professor
Beck tegen. Oude vrienden van opa Leon en, zo blijkt later in het boek,
idealisten in hart en nieren. Als ze bij het enige overgebleven stuk land,
Atlantis, aankomen blijkt dat leven op verschillende manier geïnterpreteerd kan
worden. Het bestuur van Atlantis doet denken aan dystopische verhalen zoals George
Orwell’s 1984 (1949) of Loïs Lowry's The Giver (1993). Moos
en professor Beck gaan samen met opstandige Atlantiërs op zoek naar een manier
om het leven op Atlantis leefbaarder en menselijker te maken. Dapperheid komt
in vele vormen.
Kuyper schroomt niet om als auctoriële verteller op te treden, zich te
laten horen en de lezer aan te spreken. Toch kan geen enkele lezer Kuyper
betichten van (klimaat)drammen of moraliseren. Hiervoor heeft Kuyper namelijk
een ingenieuze oplossing bedacht die hem als het ware carte blanche heeft
gegeven te schrijven wat hij wil. In het op momenten grimmige, dystopische verhaal,
introduceert hij plotseling twee absurdistische kabouters. Totaal misplaatst,
niet kloppend, maar wel de komische verlichting die het verhaal nodig heeft.
Door de kabouters in het verhaal te schrijven lijkt Kuyper zichzelf de vrijheid
te hebben gegund om zijn ongezouten kijk te geven op die mogelijke nabije
toekomst. En ik vind dat briljant! De vrijheid in zijn schrijven zindert van de
bladzijden. Het verhaal leest als een ongenuanceerde mening: alsof je als kind op
de trap zit en stiekem het gesprek opvangt van de volwassenen, dat niet voor kinderoren
bestemd is.
Hoewel
de gruwelijkheden van een klimaatramp niet worden verdoezeld, weet Kuyper tegelijkertijd
met absurdisme en humor een lichtheid te bewaren waardoor het boek leesblaar
blijft voor het jonge publiek. De poëtische zinnen in samenzang met
filosofische gesprekken, vertellingen, rauwe werkelijkheden en een scheldkanonnade
op zijn tijd maken van De grote vloed een meesterwerk. Kuyper ontroert,
verwart, maakt aan het lachen en zet aan tot denken. De grote vloed is
een geweldig boek en een fantastische aanvulling op het genre dystopische jeugdboeken
en binnen het thema klimaatverandering. Het is literair vernieuwend en
sterk geschreven.
Sjoerd Kuyper: De grote vloed, Hoogland & Van Klaveren, Hoorn 2024,
191 p. ISBN 9789089674265. Distributie Pelckmans Uitgevers
© 2024 | MappaLibri