Jeugdliteratuur in perspectief

Na zeven edities van Het verschijnsel jeugdliteratuur heeft het wetenschappelijke basiswerk van em. prof. dr. Rita Ghesquière zijn waarde meer dan bewezen. De uitgave verscheen voor het eerst in 1982. Bij elke herdruk t.e.m. de laatste in 2000 werd de tekst gewijzigd en aangevuld. Anno 2009, aan het einde van Ghesquières loopbaan als literatuuronderzoeker aan de KULeuven, werd gekozen om in schoonheid te eindigen met een nieuwe druk, een nieuwe naam en een moderne cover. Jeugdliteratuur in perspectief presenteert zich als een welkome update van Het verschijnsel jeugdliteratuur, maar vertrekt van hetzelfde raamwerk waarbinnen Ghesquière van in het begin werkte. De keuze voor een nieuwe titel hoeft niet te verbazen. Anders dan in de jaren ‘80, waarin jeugdliteratuur in de academische wereld nog echt als een ‘verschijnsel’, een wat marginaal onderzoeksobject, werd opgevat, is de wereld rond de jeugdliteratuur nu opengebroken. De publicatie van Ghesquière heeft zeker tot deze horizonverbreding bijgedragen. De context rond jeugdliteratuur is gegroeid, zij schuift op richting het literaire centrum, het concept ‘jeugdliteratuur’ wordt uitgepuurd. Ghesquière staat allang niet meer alleen in het onderzoeksveld: waar vroeger vooral buitenlandse bronnen en modellen gebruikt werden, zien we dat er steeds meer Vlaamse en Nederlandse onderzoekers belang stellen in jeugdliteratuur en onderzoeksresultaten en -contexten  aanreiken. Hoewel jeugdliteratuur de laatste tijd aan aandacht moet inboeten in kranten en boekenbijlagen (cf. de artikels van Karin Kustermans in De Leeswelp 2009, nrs. 7 en 8 en ook de ‘krantenpolitiek’ die Ghesquière zelf aankaart) en hoewel het vak ‘jeugdliteratuur’ nog altijd geen structureel deel uitmaakt van het curriculum aan de universiteiten, kunnen we toch zeggen dat er zich een zekere, zij het korte emancipatie van jeugdliteratuur voltrokken heeft. Illustraties daarvan zijn bv. de literaire prijzen voor jeugdboeken en de toenemende mate waarmee volwassenen jeugdboeken lezen. De stijgende interesse voor jeugdliteratuur zorgde voor een weerslag die verantwoordelijk is voor deze grootschalige update in Jeugdliteratuur in perspectief.
Ghesquière hecht in haar uitgave veel belang aan de bijzondere positie die jeugdliteratuur inneemt, zowel op macro- als op microniveau. Die bijzondere positie dankt de jeugdliteratuur aan haar eigenheid, die Ghesquière schetst vanuit het communicatiemodel van Jakobson. Jeugdliteratuur is apart in die zin dat o.m. zender en ontvanger geconfronteerd worden met moeilijkheden die zich m.b.t. de volwassenenliteratuur niet voordoen. Zo heeft de jeugdauteur anders dan de volwassenenauteur af te rekenen met een beperkte mate van zichtbaarheid in de ogen van de jonge lezer, en verwerft hij een relatief lage status. Daarnaast is er de moeilijkheid van het vertalen voor een jong publiek, dat dikwijls (nog) niet vertrouwd is met bepaalde concepten, of de typische nood voor artistieke illustraties die de productiekosten opdrijven, zodat de uitgever — die ergens tussen commercie en cultuur tracht te schipperen — gedwongen wordt een relatief zwaar financieel risico aan te gaan.
Ghesquière tracht niet alleen een definitie van jeugdliteratuur als literair subsysteem en communicatiemodel te formuleren met alle karakteristieke kenmerken die daaraan verbonden worden, ze heeft ook veel oog voor de psychologie en de omgeving van het opgroeiende kind. Verschillende fases in de leesontwikkeling worden onderscheiden, samen met motieven en types van lezers. Door jeugdliteratuur als een cultuurfenomeen te benaderen, bemerkt ze in de loop van de geschiedenis een klemtoonverschuiving van het educatieve aspect van jeugdliteratuur naar leesplezier en -kwaliteit. Concurrenten zoals de tv en het internet nopen echter tot leesbevordering, die zich uit in allerlei initiatieven zoals de Jeugdboekenweek en de campagnes van Stichting Lezen.   
Bevordering is gewenst, niet alleen omdat lezen eenvoudigweg heerlijk is, maar omdat jeugdliteratuur nog veel andere functies kan vervullen. Boeken bieden de jonge lezer pyschologisch inzicht, zijn van maatschappelijk belang en stimuleren de intellectuele ontwikkeling. Ze kunnen voor het opgroeiende kind een steun vormen bij het identificatieproces, maken thema’s als de dood en seksualiteit bespreekbaar in een eigen taal, al dan niet in een aangepaste context. Met de controverse rond ‘aanpassing’ nodigt Ghesquière de lezer uit te reflecteren over grenzen. In hoeverre is er aanpassing nodig en is er van aanpassing sprake, en wat voor gevolgen kan dit hebben voor de evaluatie van jeugdliteratuur? Jeugdliteratuur als kunst is dan ook de laatste peiler waarop deze uitstekende studie steunt. Ghesquière laat o.m. de spanning zien tussen literariteit en trivialiteit, en tussen het oordeel van de jonge lezer en de volwassen beoordelaar. Deze moeilijke verhoudingen sluiten een combinatie niet uit, mag de lezer merken in het grondig gewijzigde slothoofdstuk ‘De boodschap’. Na een overzicht van de heersende genres in de jeugdliteratuur, kenmerken zoals ‘verbeelding vs. realiteit’, ‘avontuur vs. engagement’, en enkele toelichtingen en bedenkingen bij begrippen uit de verhaalwereld zoals ‘vertelstandpunt’, ‘humor’ en ‘taal en stijl’, presenteert Ghesquière een nieuwe, tamelijk uitgebreide passage over series, waarin actuele topics meteen een concrete toepassing vinden. Ghesquière licht er vier reeksen uit (‘Geronimo Stilton’, ‘Harry Potter’, Guus Kuijers’ ‘Polleke’ en Aidan Chambers’ ‘Dance sequence’) om de functies en de mogelijkheden van series aan te tonen, en vooroordelen te ontkrachten. Een epiloog besluit deze knappe herwerking, voorzien van noten, een uitgebreide bibliografie en een auteurs- en zaakregister. Theoretisch, maar duidelijk geïllustreerd aan de hand van praktische voorbeelden, zoals uitgeversprofielen, ervaringen van lezers, soms grappige citaten en getuigenissen van auteurs.

Acco Leuven, 2009, 240 p. : ill., € 24,6. ISBN 9789033475702

Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2009


© 2024 | MappaLibri