Je hoeft geen stripofiel te zijn om te merken dat er een evolutie is
in de houding van uitgevers t.o.v. strips. Waar die vroeger het exclusieve
terrein waren van gespecialiseerde stripuitgevers, maken ze nu steeds vaker
deel uit van het fonds van literaire uitgevers. Het toverwoord die deze
evolutie ondersteunt, is: ‘graphic novel’. In de Verenigde Staten maakt die al
enkele decennia furore, met gestaag groeiende verkoopcijfers. Bovendien profileert
de graphic novel zich als het medium van de toekomst, met het snelst groeiende
marktsegment in de uitgeversindustrie van de 21e eeuw. De nieuwste
generatie Amerikaanse literaire auteurs lijkt gewonnen voor de idee om de
graphic novel/story op gelijke voet te behandelen met de roman en het
kortverhaal. Volgens auteur Michael Cunningham zijn de graphic novel en
sciencefiction genres waarin het jonge Amerikaanse talent aan nieuwe literaire
wegen sleutelt. Die kruisbestuiving tussen graphic (novel) en literatuur is een
van de pijlers van McSweeney’s (een literaire uitgeverij onder de vleugels van
Dave Eggers). De Britse succesauteur Zadie Smith, die meer affiniteit heeft met
de Amerikaanse literaire scene dan met de Britse, stelde met The book of
other people (2007 – vert. Het boek van andere mensen) een
verhalenbundel samen met “23 gloednieuwe verhalen van de grootste hedendaagse
auteurs”. Daarbij werden graphic stories van Daniel Clowes en Chris Ware, en
een verhaal van Nick Hornby geïllustreerd door Posy Simmonds opgenomen. Stuk
voor stuk tekenaars wier werk met de nodige ernst gerecenseerd wordt in
literaire bladen. Dat ontlokte in 2004 aan het gevestigde tijdschrift ‘The New
Yorker’ een cartooneske, vertwijfelde verzuchting: “Now I have to pretend to
like graphic novels, too!”
Dertig jaar nadat voor het eerst de term op de cover van een strip
verscheen (Will Eisners A contract with God (1978 – vert. Een
contract met God) is de graphic novel niet meer uit het literaire veld te
bannen, hoewel er heel wat controverse blijft bestaan rond de vlag en de
lading. Toevallig of niet verschijnt er op die gouden verjaardag Danny
Fingeroths The rough guide to graphic novels. Daarin worden ‘graphic
novels’ geprofileerd als een onderdeel van ‘comics’, naast ‘comic strips’ en
‘comic books’. De term vindt zijn oorsprong in de behoefte om een strip te
profileren die afstand wilde nemen van de Amerikaanse “super hero comics”, die
sterk op een jeugdig publiek gericht waren. Eisners “new term [de naam bestond al eerder, maar Eisner gaf hem inhoud
en bekendheid] helped potential readers to look at comics afresh and see its
potential as a serious, grown-up art form, as capable of conveying challenging
ideas as are great literature and film”. Sommigen zien de graphic novel als een
format, met uiterlijke kenmerken, maar anderen zien het eerder als een beweging
met als doel “to take the form of the comic book, which has become an
embarassement, and raise it to a more ambitious and meaningful level”. Die
visie refereert aan de “Underground Comix Movement” die als reactie op de
censuur van de Comics Code Authority de inhoudelijke grenzen van strips ver
over die van het ‘goed fatsoen’ verlegden. Hoewel er vroegere voorbeelden van
graphic novels avant la lettre bestaan (bv. It rhymes with lust (Drake,
Waller, Baker) uit 1950), zijn het uiteindelijk Art Spiegelman, Robert Crumb
(beide uit de Comix Underground) en de oudere Will Eisner die de canonieke
basis van de graphic novel legden. Ze konden dan ook niet in de 60 graphic
novels tellende canon van The rough guide to graphic novels ontbreken.
Wat meteen opvalt, is het Angelsaksische beeld dat opgehangen wordt
van de graphic novel. De Europese geschiedenis van het stripverhaal (waarin de
Amerikaanse zijn wortels heeft) wordt gereduceerd tot een kadertje (‘Intussen,
over de plas…’) waarin de negende kunst van het vasteland met ankerpunten in
Angoulême en Brussel zijn beslag krijgt. Een terra incognita waarvan auteurs
als David B. Joann Sfarr en Marjane Satrapi reeds tot de canon gerekend worden.
Sfar en Satrapi behoren tevens tot de 25-tal iconen van de graphic novel die
auto- en bibliografisch voorgesteld woorden. Een van die vernieuwers is Scott
McCloud, die met Understanding comics een graphic story over het
werkingsmechanisme van strips heeft gepubliceerd, waaraan Fingeroth zich
inspireerde om een kortverhaal over de graphic novel aan zijn referentiewerk
toe te voegen. Om het groter geheel te zien werden nog hoofdstukken toegevoegd
over de Japanse manga, filmbewerkingen van graphic novels en beschikbare
bronnen. In de beste traditie van de ‘Rough Guides’ een inspirerende gids voor
de Angelsaksische wereld van de graphic novel. Om recht te doen aan het
Europese verhaal zal er een aparte uitgave moeten verschijnen.
Onvertaalde grondleggers
Bryan Talbot is samen met Raymond Briggs een van de grondleggers van
de Britse graphic novel-traditie die o.m. Posy Simmonds voortbracht. Samen zijn
ze goed voor drie graphic novels uit de canon: resp. Alice in Sunderland, When the wind blows and Gemma Bovary.
Talbot was vooral bekend van The adventures of Luther Arkwright
(1978-1982), maar Fingeroth promoveert Talbots recentste werk Alice in
Sunderland tot de canon en een van de tien graphic novels die iedereen
gelezen moet hebben. Zelf omschrijft Talbot het werk als een “dreamy
documentary”. Zoals de titel suggereert is Alice in Wonderland het
uitgangspunt van een surrealistische reis die kadert binnen een
theateropvoering in het Sunderland Empire Theatre. De acteur op het toneel en
de andere vertellers zijn karikaturale versies van de auteur. Hij gebruikt de
relatie tussen Lewis Carroll, Alice Liddell (de mogelijke inspiratie voor
Alice) en de stad Sunderland (waarmee hij ook een biografische link heeft) als
rode draad voor “An entertainment. Including numerous interesting diversions
and disgressions.” Zo vervlecht Talbot in dit ambitieuze werk verhaallijnen van
o.m. geschiedenis en biografie in een caleidoscoop van grafische technieken,
zowel in kleur als in zwart-wit. Met meer dan 300 bladzijden vol intergrafische
en intertekstuele verwijzingen is het een overweldigende graphic novel waarvoor
je, naar analogie met Art Spiegelmans definitie van het genre, best een
bladwijzer kunt gebruiken.
Een andere auteur uit Fingeroths top 10 is de Amerikaan Kyle Baker,
die met Why I hate Saturn (1990), een satirische kijk op het leven van
artistiek georiënteerde alleenstaanden en bohemiens in het New York van eind
jaren ’80, naam maakte. Hij pakte uit met een experimentele format waarbij de
dialoog niet in maar onder de beelden geplaatst wordt. Die werkwijze vinden we
ook terug in Nat Turner (2006), een vierdelige graphic novel die pas
recent in één deel werd uitgebracht. Onderwerp is het verhaal van de
Amerikaanse slaaf Nat Turner (1800-1831) en de bloedige slavenopstand die hij
ontketende in Southampton, Virginia. Voor de ene is hij een symbool van het
zwarte verzet tegen slavernij, voor de andere een wreedaardig monster die alle
blanken liet afslachten. Goed voor een paar lijntjes in de geschiedenisboeken
en misschien een enkele biografie. Reden genoeg voor Kyle Baker om een
historisch correct portret te tekenen van de man die o.m. Malcolm X
inspireerde. Het werd een sprekend, haast woordloos verhaal dat teruggaat naar
het Afrikaanse thuisland, de slavenjagers en de gruwelijke overtocht van de
voorouders, het slopende werk op de plantages… Geweld en emoties die een
uitbarsting krijgen in de drang naar vrijheid en een gewelddadige opstand die
Nat uiteindelijk aan de galg brengt. Het spaarzame gebruik van tekstblokken maakt
dat het verhaal drijft op de dramatische houdingen en gezichtsuitdrukkingen van
de zwart-grijs geïnkte personages. Beelden van een vertwijfelde slavin die haar
baby aan de haaien voert, of dat van een vrolijk blond jongetje dat onthoofd
wordt, branden zich vast op je netvlies. Bekroond met een aantal Glyp en Eisner
Awards.
Uit hetzelfde jaar dateert Jon J. Muths graphic novel M, ook
uitgegeven in vier delen en nu voor het eerst gebundeld. Muth was baanbrekend
met de introductie van geschilderde beelden in het genre. Zijn fotorealistische
illustraties lenen zich uitstekend om de relatie tussen film en grafische roman
te exploreren. Filmadaptaties van graphic novels zijn legio, zoals een
hoofdstuk in The rough guide to graphic novels illustreert, maar ook de
verstripping van een film gebeurt regelmatig. Muth koos hier voor de
drama-thriller ‘M’ (1931), de eerste geluidsfilm van Fritz Lang, met Peter
Lorre in de rol van een pedofiel en seriemoordenaar die uiteindelijk door de
Berlijnse onderwereld wordt berecht. De geschilderde foto’s geven soms een wat
wazig sepia-effect dat de historische sfeerschepping ten goede komt. Deze
graphic novel is overtuigend genoeg om een nieuwe dimensie aan de film te
geven, maar de spreekwoordelijke uitdrukking “het boek is beter dan de film”
gaat hier zeker niet op.
De vraag blijft in hoeverre het begrip
‘graphic novel’ gebruikt kan worden om elke vorm van sequentiële kunst, met of
zonder tekst, te duiden? Neem nu de maandelijkse, geïllustreerde blog die
Israëlisch-Amerikaanse illustrator Maira Kalman van mei 2006 tot april 2007
voor ‘The New York Times’ verzorgde. Het resultaat is een grafische
stream-of-consciousness die gebundeld werd onder de titel The principles of
uncertainty. Een soort dagboek met meanderende, associatieve bespiegelingen
en observaties. Is het een kunstboek met index en bijlagen, een prentenboek
voor volwassenen, een graphic novel…? De rijkdom van de uitgave maakt het
moeilijk om het onder één noemer te plaatsen. Neem dit boek in de eerste plaats
als een voorbeeld van hoe de graphic novel zich in kruisbestuiving met andere
genres zou kunnen vernieuwen om een dynamische bijdrage te leveren aan zowel
fictie als non-fictie.
Distributie:
Nilsson & Lamm:
Kyle Baker: Nat
Turner, Abrams New York,
2008, 207 p., € 11,95. ISBN 9780810972278
Jon J. Muth: M,
Abrams New York,
2008, 192 p., € 20,95 ISBN 9780810995222
Bryan Talbot: Alice in
Sunderland, Jonathan Cape London,
2007, 319 p., € 29,50
ISBN 9780224080767
Distributie: Penguin Books Benelux:
Danny Fingeroth: The
rough guide to graphic novels, Rough Guides London, 2008, € 19,25
ISBN 9781843539933
Maira
Kalman: The principles of uncertainty, The Penguin Press New York, 2007, 325 p.,
€ 30. ISBN 9781594201349
Oorspronkelijk verschenen in de Leeswolf 2008
© 2024 | MappaLibri