Topturnster gemaakt
en gekraakt
Voor
het oog van de camera’s van de hele wereld tart de veertienjarige Nadia
Comaneci in 1976 de zwaartekracht op de Olympische Spelen van Montreal. Voor
haar geniale oefening aan de brug met ongelijke leggers wordt de Roemeense
beloond met een 10, een nooit eerder gezien resultaat in het olympisch turnen.
Het scorebord slaat er zowaar door tilt.
De verzamelde
(sport)commentatoren komen woorden tekort voor haar gratie, precisie, haar
grootse gebaren, risicovolle sprongen en kracht. In Roemenië wordt de
‘olympische Lolita’ uitgeroepen tot nationale mascotte. Zwevend tussen meisje
en vrouw verpersoonlijkt ze het succes van het communisme. Maar het sprookje is
van korte duur, want amper een jaar na haar betoverende doorbraak begint de
frêleheid van de communistische fee te tanen. De horden die met de graatmagere
kindster dweepten, zijn er niet mee opgezet dat ze vrouw wordt. Plots heet het
dat ze lijdt aan een ‘gebrek’ dat ze niet blijkt te kunnen overwinnen. Ze haalt
in 1980 op de Olympische Spelen van Moskou weliswaar nog twee gouden medailles,
maar wordt toch al langzaam richting uitgang geschoven. In 1984 zal het doek
definitief over haar carrière vallen.
Lola Lafon schippert op een
aparte manier tussen biografie en fictie. Het op de werkelijkheid geënte
portret van Nadia wisselt de vertelster af met de neerslag van haar verzonnen
contacten met de gewezen topturnster. Het gaat om fictieve telefoongesprekken
waarin ze Nadia aan de tand voelt over elementen waar ze tijdens haar research
op is gebotst. Ook stuurt ze Nadia hoofdstukken van haar manuscript op ter
inzage. Niet alleen de vertelster interpreteert en legt verbanden, Nadia geeft
van haar kant eveneens commentaar – onder meer bij de spartaanse
trainingssessies en bij haar als schimmig geboekstaafde relatie met Nicu
Ceausescu, de jongste zoon van de Roemeense dictator. Ze beoordeelt niet alleen
de tekst, ze staat er ook op dat bepaalde passages worden aangepast. Af en toe
kan er een woord van lof af.
De twee worden meermaals
uiteengedreven door hun verschillende versies van dezelfde gebeurtenissen.
Eerst en vooral stroken de getuigenissen die de vertelster opdist, niet altijd
met hoe Nadia Comaneci zich diezelfde feiten herinnert. Verder stuit het
westerse, kapitalistische perspectief van waaruit de vertelster naar het
communisme kijkt, soms op Nadia’s verontwaardiging. Noch door de turnster, noch
door de getuigen die de vertelster in Roemenië gaat opzoeken in het tweede deel
van het boek, wordt het communisme ondanks zijn verstikkende veiligheidsapparaat
en totalitaire bestuur over de ganse lijn veroordeeld. Op meerdere vlakken
geeft de schrijfster zo aan dat elke medaille twee kanten heeft.
Lola
Lafon (1975) is opgegroeid in Sofia, Boekarest en Parijs. Ze wijdt zich aan
dans, muziek en literatuur. De kleine
Roemeense die nooit glimlachte - althans niet tijdens een oefening - is al
haar vierde roman. Het was haar bedoeling ‘om weer geluid te krijgen bij de
nagenoeg stomme film van Nadia C.’s loopbaan tussen 1969 en 1990’, bij de periode dus
waarin het ‘Karpatenelfje’ wegens de censuur in Roemenië zelf niet vrijuit kon
spreken.
Uit de analyses, die komen bovendrijven uit de
confrontaties tussen verschillende stemmen, is een ambitieuze roman ontstaan,
waarin de invloed van de media op het vrouwbeeld wordt gehekeld en
verschillende maatschappijvisies zijn weerspiegeld. De vertelstof is in een
keurslijf van korte hoofdstukjes gegoten. Bij momenten is het geheel warrig en te
herhalend, maar hoe Nadia Comaneci’s kinderlichaam met vuur in de lucht
schreef, vervolgens een speelbal werd van de massamedia en dan onzacht landde,
is niettemin van een tragiek die blijft hangen.
Amsterdam : Signatuur, 2015, 262 p., 263 p. Oorspr. titel : La petite communiste
qui ne souriait jamais. ISBN 9789056725235
© 2024 | MappaLibri