Collaboratie: fortuin en ondergang

In wat hij zelf omschrijft als ‘familiekroniek 1914-1945’ gaat Herman Portocarero op zoek naar de sporen van het collaboratieverleden van twee familieleden, resp. zijn overgrootoom en zijn vader. Zijn enige ambitie daarbij is blijkens het woord vooraf, ‘de lezer te laten delen in deze episodes van concrete geschiedenis, voor ook mijn generatie verdwijnt en deze gebeurtenissen geheel abstract worden’. Via voor anderen gesloten wegen kon Portocarero, die als diplomaat ergens wel en voetje voor heeft, documenten inkijken die nog niet tot het publieke domein behoren en mogelijk door onverschillige handen zouden gaan eens ze openbaar werden gemaakt. ‘Vandaar ook dit boek,’ noteert Portocarero aan het slot, ‘dat wat mij betreft genadeloos kon zijn over feiten maar nooit zonder respect voor personen.’
 
Het verhaal over collaboratie in de familie begint’ bij Joseph Louis I Portocarero (1889-1966), die tijdens de Eerste Wereldoorlog via de firma ‘Portocarero frères. Marchands de bestiaux’ vlees en ander proviand leverde aan de bezetter. Hoe hij zich rijk wist te boeren en nadien door netjes op tijd naar Nederland uit te wijken aan vervolging wist te ontsnappen, vormt de rode draad doorheen een avontuurlijk leven, waarin onder meer ook zijn huwelijk met de zoveel jaren oudere Paulina maakte dat hij persona non grata is gebleven binnen de familie. Dat hij zich tijdens de Tweede Wereldoorlog ontpopte tot gewiekst diamanthandelaar en naar eigen zeggen op die manier een aantal joodse families de kans en de nodige liquiditeiten bezorgde om aan de Duitsers te ontsnappen, laat nog maar eens zien hoe hij steeds aanvoelde vanwaar de wind kwam en zo zijn welstand veilig wist te stellen.
 
Anders verliep het de vader (Gaspar) en grootvader (Joseph Louis II) van Herman Portocarero, idealisten die volgens de auteur sociaal en materieel totaal geruïneerd werden. Het verhaal van Gaspar Portocarero (1919-1998) komt hierop neer: om persoonlijke redenen – de vernederingen die hij als soldaat in het Belgisch leger moest slikken en de (onmogelijke) romance die hij als krijgsgevangene beleeft in Duitsland - kiest hij uit overtuiging de kant van de Duitsers. Hij wordt lid van de Waffen-SS , wordt na de bevrijding gevangen gezet en in 1949 voorwaardelijk vrijgelaten. Zijn Duitsgezindheid zal hij nooit afzweren, ten bewijze ervan de revisionistische opvattingen die hij altijd is blijven verdedigen. Mede ten gevolge daarvan heeft hij zich altijd tevreden moeten stellen met baantjes onderaan de sociale ladder.
 
Herman Portocarero houdt allerminst een pleidooi pro domo. De feiten, niets dan de feiten: die zijn er en kunnen alleen in perspectief worden geplaatst door ze van binnenuit, d.w.z. door naaste betrokkenen uit de familie, weer te geven. Die betrokkenheid uit zich ook door de terzijdes die Portocarero her en der neerschrijft. Zo heeft hij het over nationalismen die weer opduiken: ‘Mijn idee over alle nationalismen is dit: staten horen echt niet meer zo belangrijk te zijn. […] Vandaag zijn maatschappijen veel belangrijker, en die zijn nu, per definitie, multicultureel en meertalig.’
 
Dat Collaboratie: fortuin en ondergang een familiegeschiedenis is geworden van de gehele twintigste eeuw zoals Portocarero aan het slot noteert, lijkt wat overtrokken. Eerder kan het worden gezien als een segment ervan, geconcentreerd rond twee Portocarero’s die mede door de omstandigheden keuzes hebben gemaakt die niet alleen hun eigen leven maar ook dat van andere leden van de familie bepaald hebben.
 
Kessel-Lo : Van Halewyck, 2015, 204 p. ISBN 9789461314161 

© 2024 | MappaLibri