4+ - ‘Kinderen zijn veerkrachtig’, hoor je volwassenen vaak
zeggen. Meestal staan ze dan, gewild of ongewild, voor een grote gebeurtenis.
Maar wat voor het ene kind een spannend avontuur is, is voor het andere een
heftige inbreuk op zijn veilige omgeving. Gelukkig heb je boeken voor dat ene
kind én voor dat andere. Zo’n ‘sommig kind’, zoals Edward van de Vendel ze wel
eens noemt, kreeg al vaker plaats in het werk van Harrie Geelen. Ook in
Tijs en de eenhoorn brengt hij treffend een zoekend kind in
beeld, dat niet goed weet wat het aan moet met dat nieuwe, grote huis. Samen
met Imme Dros vertelt hij het verhaal van Tijs, die zijn omgeving en zijn
verbeelding verkent om plaats te geven aan de recente verhuizing. Tijs vlucht
het huis uit, op zoek naar het oude huis, met de oude tuin en de zee ‘met
bootjes erop en meeuwen erboven’. Stiften en krijtjes, en bovenal de eenhoorn,
die niet bestond en dat niet leuk vond, helpen hem vorm te geven aan zijn
verdriet. ‘Was wat hij daar zag maar een tekening. Kon hij die stip en die vlek
maar uitgummen.’
Met zijn losse lijnvoering, brede penseelstreken en krachtig kleurgebruik
weet Geelen een visuele toon te treffen die als geen ander waarneming en emotie
combineert. Zien, voelen en denken schuiven moeiteloos over elkaar heen, zodat
elke prent de lezer op verschillende niveaus kan aanspreken en uitnodigt lang
en empathisch te kijken. Sterk is ook hoe hij geregeld het vierkant openbreekt
en verdeelt in vakken die sequenties van het verhaal verbeelden, maar in kleur
en beeld toch een eenheid vormen.
Bovendien durft Geelen ook veel weg te laten, en betrekt
hij precies daardoor de lezer. Nergens zien we bijvoorbeeld de moeder, maar de
uitgestrekte armen en het driehoekje kledij achter twee bomen in de oprijlaan,
verbeelden élke wachtende moeder. Of dan die treffende grijze prent, waar een
kleurrijke eenhoorn somber door de regen plenst, en nog enkel een voet te zien
is van de weglopende Tijs, die zichzelf ook letterlijk lijkt te hebben
weggegomd uit het huis dat in woedende lijnen is neergezet – ontzettend
aanwezig en doorgehaald tegelijk.
Op elk van de prenten is de mimiek van Tijs nauwelijks te
zien, en toch spreken houding en lijnvoering boekdelen. Het gemis om zijn mama
en het verdriet over het oude huis zitten bijvoorbeeld prachtig gevangen in
troebele kleurovergangen, een zwarte eenhoorn op de achtergrond en de gebogen
houding van de jongen.
De tekst is minder overrompelend: na een strak gecomponeerd
en overtuigend begin, lijkt het alsof Imme Dros de scherpte van haar poëtisch
zeggingsvermogen wat verloren is. Hier en daar is de verteltoon zoek. Niettemin
is de sobere vertelstijl waarin een observerende verteller wordt afgewisseld
met gedachten van Tijs, hier precies op zijn plaats. Verdriet en gemis worden
de lezer nergens opgedrongen, maar ze spreken uit het samenspel met de prenten.
De interactie tussen de gefantaseerde eenhoorn en Tijs is dan ook uniek in zijn
soort. Nergens komt een volwassen stem tussenbeide die aangeeft dat hij niet
bestaat. De troost ligt volledig in handen van het kind – ook dat is groeien.
Sterk werk!
Amsterdam
: Querido, 2015, [36] p. : ill. ISBN 9789045118444
© 2024 | MappaLibri