Bunkerdagboek

15+ - In zijn boeken bewandelt Kevin Brooks de grens tussen thriller en psychologische roman. Meestal levert dat een geslaagde combinatie op, maar niet in Bunkerdagboek. Als thriller is het een regelrechte mislukking vanwege de teleurstellend gemakkelijke ontknoping, en het hoofdpersonage is onvoldoende uitgewerkt om van een geslaagde psychologische roman te spreken. Bunkerdagboek moet het vooral hebben van het concept, en helaas is dat concept allesbehalve origineel.
Een kruising tussen Kamer (Emma Donoghue) en Heer der vliegen (William Golding), zo zou je Bunkerdagboek kunnen omschrijven. Zes mensen worden ontvoerd en opgesloten in een bunker, waar ze worden bespied door camera’s en op alle mogelijke manieren worden gemarteld: honger en dorst, hitte en kou, lawaai, bedwelmend gas en zelfs een uitgehongerde dobermannpincher, niets is hun onbekende kwelgeest te gek. De spanningen die zich in zo’n gezelschap voordoen, liggen voor de hand en de plottwist van een zieke opdracht (‘hIJ DIE EEN aNDER DOODT ZAL vRIj ZIJN’) is vaker en beter gedaan. Het storende is bovendien dat het allemaal nergens toe leidt: Bunkerdagboek roept talloze vragen op die onbeantwoord blijven. Hoe zit het bijvoorbeeld met de Bijbels op de nachtkastjes en de doos met genotsmiddelen – hebben de gevangenen iets gemeen, zitten ze in deze hel om te boeten voor hun zonden? Met uitzondering van Linus, de zestienjarige verteller en protagonist van het verhaal, krijgen we geen inzicht in de achtergrond van de personages. Het blijven hoofdzakelijk stereotypen – alleen over de mysterieuze wetenschapper Russel Langsing hangt lange tijd een zweem van verdenking, maar hij pleegt zelfmoord voor we hem echt kunnen doorgronden.
Het verhaal van Linus moet Bunkerdagboek psychologische diepgang verlenen, maar daarvoor staat het niet genoeg op de voorgrond. Linus’ moeder overleed toen hij negen was, waarna zijn vader aan de drank en drugs raakte en zijn zoon wegstopte op een internaat. Linus besloot weg te lopen en op straat te leven. Hij doet alsof zijn vader hem niks kan schelen, maar stiekem hunkert hij naar diens aandacht. Bij vlagen weet Brooks die koppigheid treffend te portretteren (‘Het is moeilijk om er onverschillig onder te blijven. Zo moeilijk dat je ervan moet huilen.’), maar uiteindelijk is Bunkerdagboek niet wat het wil zijn: het verhaal van een mens die, met de dood in het vooruitzicht, betreurt dat hij niet met zichzelf en zijn familie in het reine is gekomen. De nadruk ligt te veel op de actie; de lezer is te druk met het raden naar het wie en waarom achter dit hele gebeuren.
Het is niet erg om als schrijver enkele dingen aan de verbeelding over te laten, maar een teveel aan open plekken is een teken van gemakzucht — het toont dat de auteur zelf niet over alle details van het verhaal heeft nagedacht. Hetzelfde geldt voor een omschakeling in de leeservaring: een boek dat ruim tweehonderd pagina’s lang leest als een thriller en zich pas op de laatste pagina’s profileert als psychologische roman, heeft een vluchtig geconstrueerde plot. In zijn recensie voor The Guardian weet Simon Mason het treffend te verwoorden: ‘Brooks is talented as well as prolific, but I wish he would slow down a little in order to turn a great idea into a great novel.’ Dat hij hiertoe in staat is, bewees Brooks vorig jaar nog met Naked, een pracht van een roman waarin alle verhaallijnen met elkaar in verband staan. In Bunkerdagboek lijkt hij het spoor echter bijster.


Kevin Brooks, Bunkerdagboek, De Harmonie Amsterdam, 2014, 224 p., € 17,5. ISBN 9789076168883. Vert. van: The bunker diary door Jenny De Jonge. Distributie: De Harmonie

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswelp 2014

© 2024 | MappaLibri