Het laatste deel van Knausgårds
romanreeks ‘Mijn strijd’ is meteen het lijvigste. Bijna elfhonderd pagina’s
telt de Nederlandse vertaling, wat doet vermoeden dat de schrijver ons het
belangrijkste van zijn literaire autobiografie nog moest meegeven, of de indruk
bevestigt dat hij te veel ter plaatse was blijven trappelen in de vijf
voorafgaande delen. Anders dan de andere volumes in de reeks kan Vrouw niet als afzonderlijke roman
gelezen worden. De voor de hand liggende verklaring daarvoor zou kunnen zijn
dat het zesde deel een synthese is, een sluitstuk waarin de auteur te kennen
geeft nu wel genoeg van zich afgeschreven te hebben. Maar dat zou een soort
orde impliceren in Knausgårds project, haaks op het gevoel van zijn lezers
altijd en overal in de romanreeks in medias res beland te zijn. Het was de
kronkelige gedachtestroom van de auteur die vorm gaf aan zijn relaas van
onverwerkte pijn en zelfvernedering. In Zoon
en Nacht was die stroom in dat relaas
ingebed, wat de romans daarom net iets leesbaarder maakte dan de rest van ‘Mijn
strijd’. In Vrouw haalt Knausgårds
stream of consciousness weer de overhand, waaruit de ‘verhalen’, om ze maar zo
te noemen, wel logisch voortvloeien, maar niet zonder veel omhaal.
Er is het verhaal van
Gunnar, de oom van Knausgård die in krankzinnige mails met een rechtszaak
dreigt nog voor het eerste deel van ‘Mijn strijd’ is uitgegeven. Er is het
verhaal van Linda, de echtgenote van de schrijver, die eerst thuis, en dan in
een instelling manisch zit te wezen. Als een soort naïef tragediekoor laat
Knausgård zijn drie kinderen opdraven, die de chaos en de spanning
becommentariëren om ze snel te kunnen verwerken (‘Mama leert slapen in de
kliniek’ of ‘Schrijf je over ons papa?’). In die verhalen is Knausgård op zijn
best. Hij hanteert het meeslepende proza dat we in de overige delen van zijn
werk hebben leren kennen. Hoe lang hij zijn zinnen ook maakt, het taalgebruik
blijft zakelijk, to the point, soms wat op het uitleggerige af. Diezelfde stijl
gebruikt hij ook in het vierhonderd pagina’s lange essay ‘De naam en het getal’
dat tussen de hoofdstukken over Gunnar en Linda in zit. In dat essay analyseert
Knausgård een gedicht van Paul Celan én probeert hij ons een beeld te geven van
hoe Adolf Hitler in zijn relatief onbeschreven jonge jaren verwerd tot de
dictator die de geschiedenis van de vorige eeuw ging beheersen. Het verhaal van
de jonge Hitler is interessant, maar als lezer blijf je toch met de vraag
zitten waarom het per se hier verteld moet worden. Het verband met de rest van
de roman is het conflict tussen ‘wij’ en ‘zij’ waarnaar Knausgård ook in zijn
analyse van Celan verwijst. Hitler stond buiten het ‘wij’, maar voelde het
daarom des te beter aan. Hij kon het op die manier ook opzetten tegen een
denkbeeldig ‘zij’. Heel terloops vermeldt Knausgård hoe ook hij zich vaak
buiten het ‘wij’ gevoeld heeft, en hoe geïnteresseerd hij daarom raakte in
personen als Hitler, van wie hij Mein
Kampf een aantal keer gelezen heeft. Die bekentenis heeft echter niet het
gewenste samenhangende effect. Het essay hakt de roman in twee, en pas echt
boeien doet Knausgård weer als hij in de laatste driehonderd pagina’s van Vrouw beschrijft hoe zwaar de psychische
toestand van zijn vrouw op zijn gezinsleven weegt, hoeveel waarheid hij
verwerkt heeft in ‘Mijn strijd’ en tot wat voor spanningen dat leidt met zijn
innerlijke zelf en zijn omgeving.
Vrouw is ten dele
een synthese, maar dan wel een fragmentarische, en ten dele bekentenisproza
over bekentenisproza, wat de roman een interessante plek in dat genre kan
opleveren. De veel te wijdlopige zelfanalyse die ook in dit volume overheerst,
doet de lezer een narcist vermoeden in Knausgård, maar dat vermoeden is hij
voor omdat hij ons ook zijn dagdagelijkse nederlagen niet bespaart – wat op
zich, zoals hij zelf ook wel aangeeft, een literaire techniek kan zijn om toch
maar weer te imponeren. Waarom hij meer dan drieduizend bladzijden vroeg en
kreeg om zijn verhaal te vertellen, wordt niet duidelijk, maar het is nu in elk
geval neergeschreven, met alle inhoudelijke en stilistische hoogtes en laagtes
van dien. Hij moest het vertellen, ook al bezorgde hem dat nog meer pijnlijke
situaties, zoals een berucht interview waarin hij in huilen uitbarst met een
Zweedse camera op zijn neus gericht.
Knausgård kondigt in de laatste zin van Vrouw aan nu te kunnen ophouden met
schrijven, maar zal dat uiteraard niet doen, daarvoor heeft hij te veel talent
als verteller. Tenzij hij dat talent de volgende keer weer bedelft onder
ellenlang gelamenteer en veel te lang uitgesponnen gefilosofeer, want dan
bestaat het risico dat we ons van Knausgård over een jaar of tien niet veel
meer zullen herinneren dan het stof dat hij - niet onbedoeld - met zijn
experiment deed opwaaien.
Breda : De Geus 2015, 1081
p. Vert van: Min kamp : sjette bok door Marianne Molenaar. ISBN 9789044532272
© 2024 | MappaLibri