5+ - ‘Ik ga.’ Zonder verdere tekst of uitleg zwemt Visje de wijde wereld in. Wanneer vader hem nog snel vraagt waar hij naartoe trekt, antwoordt zoonlief vinnig: ‘Gewoon, naar verder.’ Een bezorgde blik van moeder houdt de jonge vis niet tegen. Ook Poesje, Meisje, Spookje en Wezentje hebben de reismicrobe te pakken en laten hun familie verbouwereerd achter.
Met Ik wil naar verder zijn Anne Provoost (Vallen, De arkvaarders) en An Candaele (Slaap lekker, Rosalie!, Muis!)
allerminst aan hun proefstuk toe. Auteur en illustrator sloegen de handen vier
jaar geleden al in elkaar voor Springdag,
een filosofisch prentenboek over de sprong in het onbekende die zich bij de
geboorte en de dood aandient. Net als de kleine Zsófi en haar grootmoeder gaan
Visje en co de confrontatie aan met de (on)eindigheid van het bestaan. In hun
nieuwste werk dagen Provoost en Candaele de lezer echter nadrukkelijk uit om
hun eigen existentiële puzzel te leggen. Daartoe wordt de wereld vanuit alle
mogelijke windrichtingen verbeeld en verkend.
In eerste instantie lijkt er
zich een lineaire verhaallijn te ontplooien. In korte en bondige zinnen
omschrijft Provoost hoe Visje staat te popelen om de deur achter zich dicht
trekken. Flappen ter grootte van een halve pagina brengen de actie in kaart en
nodigen uit tot verder bladeren. Op die manier krijgen de titel en het
bijbehorende vooruitgangsidee zowel op inhoudelijk als vormelijk niveau gestalte.
Toch zijn er van bij het begin ook retrospectieve en introspectieve momenten
voelbaar. Visje heeft zijn aquarium nauwelijks verlaten of hij blikt al back to
the roots (een illustratie van felrode, wortelachtige takken springt hierbij in
het oog). Een gelijkaardige aanloop neemt Poesje. Met de poten op de borst
kondigt hij zijn vertrek aan, maar een bladzijde later kijkt hij de kat uit de
boom. Niet toevallig is het deze sublieme illustratie die op de cover prijkt.
De wereld ligt aan Poesjes voeten, maar het is diens fantasievolle blik die de
aandacht opeist.
Na twee ontmoetingen heeft de lezer genoeg puzzelstukjes verzameld om
zich aan een parallelstructuur te verwachten. Alle afscheidsrituelen blijken
zich namelijk tegelijkertijd af te spelen. Candaele weet ieder afscheid op
vernuftige wijze in de ‘aanpalende’ woonkamer te integreren. Op het moment dat
een Japans meisje haar vertrek aankondigt, zie je Poesje op de televisie in de
achtergrond een gelijkaardige pose aannemen. Op een volgende spread doet
Spookje buitenshuis hetzelfde plan uit de doeken, terwijl Meisjes protest via
het raam zichtbaar blijft. Wanneer ten slotte ook Wezentje hogere sferen opzoekt,
blijken Provoost en Candaele het universum van onderwaterwereld tot boven te
hebben verkend. Voor het ruimtewezentje valt er niet veel te rapen. Hij botst
tegen de grenzen van de wereldkennis aan: ‘Het wordt donker. Het begint te
sneeuwen.’
Liever
dan met dergelijke verontrustende noot te eindigen, koppelen de auteurs terug naar
het begin. Een abrupte sprong van het uitgehongerde Wezentje naar de herenigde
vissenfamilie, maakt de cirkel op gekunstelde wijze compleet. Zeker wanneer de
lezer via een glazen sneeuwbol moet vernemen dat ook Wezentje de weg naar huis
hervonden heeft. Onder het motto ‘Oost west, thuis best’ ontkennen de ouders
vervolgens het fantasievolle relaas van hun zoon. Via dergelijke kortzichtige
reactie en de cursieve slotzin ‘… Of kan het wel?’ proberen de auteurs net iets
te nadrukkelijk een gepeperde filosofische reactie bij hun jonge lezers te
ontlokken.
Desalniettemin
leent het prentenboek zich uitstekend voor meerdere leesbeurten. De stevige
kaft en gekartonneerde pagina’s nodigen uit tot een herontdekking van Candaeles
minutieus uitgewerkte illustraties. Behalve parallelle werelden vallen er ook
subtielere reismotieven te bespeuren. Zo stopt Visje een speelgoedboot in zijn
rugzak en vertrekt Poesje met een (wereld)bal onder de arm. Waar Candaele Springdag van ingetogen, suggestieve
pentekeningen voorzag, kiest ze hier voor een uitbundig kleurenpalet, inclusief
felgekleurde omlijningen. Hoewel er op die manier weinig aan de verbeelding
wordt overgelaten en het voornamelijk Provoosts tekst is die op het nakende
avontuur inspeelt, zorgen enkele onafgewerkte decoraties, duidelijk
waarneembare potloodstrepen en voldoende witte vlakken voor de nodige adem- en
denkruimte.
Eerder dan een eenvoudig coming of age-verhaal
presenteert Ik wil naar verder zich
als een ingenieuze oefening in ruimdenkendheid. Niet alleen wordt het
geografisch inzicht aangescherpt (de aandachtige lezer ontdekt dat het verhaal
daadwerkelijk de vorm van de aarde en haar meridianen aanneemt), gaandeweg
blijkt ook hoe de meest diverse families er dezelfde rituelen op nahouden. De
finale oproep om verder te denken dan het prentenboek lang is, verloopt dan weer
net iets te omslachtig. Gelukkig omvatten die laatste zinnen een mooie ode aan
de verbeeldingskracht: ‘Nee hoor, er is geen einde aan verder. Je kunt altijd
nog verder, almaar door.’ Want of je nu in een bekrompen omgeving of aan de
grenzen van je kennis bent aanbeland, in je fantasie kan je zo lang en zo ver
reizen als je maar wilt.
Wielsbeke : De Eenhoorn 2016, [32] p. :
ill. ISBN 9789462910706
© 2024 | MappaLibri