Biefstuk

Het zijn onverwoestbare thema’s of motieven: het op zoek gaan naar het kind in jezelf, de wurggreep van het (disfunctionele) gezin, het uitvinden wie je bent. Judith Eykelenboom, die debuteert met deze zoals ze zelf zegt: ‘fictie, grotendeels gebaseerd op mijn eigen leven’, stort zich enthousiast in dit bekende werk. Het dwarse hoofdpersonage krijgt een treffende voor- en achternaam: Levi Storm. Zoals de echte held was haar geboorte heftig, letterlijk dwars, door een stuitligging. Een olifant in de porseleinkast wordt ze genoemd door haar vader, maar ze moet ‘volgens haar voornaam’ een verbinder zijn. Tussen de naar harmonie en rust strevende moeder en de onberekenbare, vaak afwezige vader. Tussen hen en haar steeds dunner wordende zusje Hanna. Ondertussen moet ze ook nog bepalen tot welke partij ze behoort: haar vader Max (de fantast, de speler) of haar moeder Yvette (de beruster). En is ze te ver gegaan in de fantasie die ze voor Hanna en haarzelf verzonnen heeft, maar die haar zus tot werkelijkheid gemaakt heeft? Heeft zij schuld aan Hanna’s anorexia? En dan zijn er ook nog de school, die ze steeds minder bezoekt, haar oudste vriendin en de aso-vriendin met wie ze zich stort in drank en drugs. Van de sociaal werkster moet ze in elk geval niets hebben, die probeert ze tot op het bot te beledigen.

Acht jaar na haar vertrek uit het gezin blijkt ze tot een soort besluit over zichzelf te zijn gekomen. Dat gebeurt in het korte, prachtige tweede deel, met een heuse catharsis, dat verteld wordt vanuit vader Max,. Vader herbeleeft het dieptepunt van het verhaal, waarin hij Yvette het mes op de keel zet, en terugkeert in zijn jeugd. Levi is gestapt uit een relatie met een prachtig viool spelende, maar destructieve Roemeen (tikje cliché: het zigeunertype), die in sommige opzichten erg op haar vader lijkt. Ze weet nu waar ze thuishoort: bij de verhalenvertellers zoals haar vader, maar niet (meer) in een verbond met hem, ze creëert haar eigen wereld.

Het woeste van Levi contrastreert fraai met de zorgvuldige opbouw, die zelfs een beetje braaf te noemen is. Het huis dat het gezin bewoont, moet enorm opgeknapt worden, maar de herstelwerkzaamheden vorderen eigenlijk niet, het verval is voortdurend zichtbaar. Dat is als symbool voor het gezin in nood natuurlijk heel bruikbaar, maar niet erg origineel. De verschillende tijden worden helder afgebakend: het verleden valt onder de hoofdstuktitel Wagenstraat, het heden onder Huygenspark. Uiterst precies verdeelt de auteur motiefjes over het boek, zoals foto’s, een hamer, een schilderij, een mes, op blote voeten lopen, Klein Duimpje, het spelen van en verwijzen naar spelletjes, belang en effect van biefstuk. De hamer is op verhaalniveau erg belangrijk, het schilderij is wellicht het belangrijkste voor wat betreft de diepere laag. Vader Max schildert, nadat hij werkloos geworden is, een groot portret van zijn gezin, biefstuk etend. Iedereen wordt in pastel geportretteerd, alleen hijzelf is zwart omrand, tot woede van Levi. Levi beschadigt het werk, maar vader wordt er later wel beroemd mee. Daarna kan hij alleen nog, tamelijk onvruchtbaar, werken aan een zelfportret. Zijn dochter blijkt zichzelf wel goed te kunnen portretteren, dankzij de foto’s die ze voortdurend heeft geschoten met een oude, analoge camera. Waarmee de laatste bladzij, ook weer tamelijk volgens het boekje, maar wel heel treffend, de eerste pagina’s in herinnering roept.

Biefstuk is een fraai, bijna de hele tijd gaaf geschreven debuut. Het schiet naar mijn idee even uit de bocht als Eykelenboom, ergens op tweederde, terechtkomt in meer expliciet realisme en uitleggerij, maar dat duurt gelukkig niet heel lang. De Nederlandstalige literatuur heeft er weer een fijne, mooie, boze puber bij, én we krijgen ook nog een interessant inkijkje in hoe haar volwassenwording verder is gegaan. Intrigerend, suggestief omslag, de blote voeten zijn wel direct te duiden.

Amsterdam: Prometheus, 253 p. ISBN 9789044629422 

© 2024 | MappaLibri