Wat het oog je vertelt. Kijken als avontuur

 ‘Wéér niet!’, zo moet menig liefhebber van Cees Nootebooms werk afgelopen maand hebben verzucht toen de Nobelprijs voor de Literatuur werd uitgereikt. Weer niet, voor een van de belangrijkste, productiefste en meest veelzijdige auteurs van de Lage Landen. Wie er zijn oeuvre op naslaat, wordt zowaar met verstomming geslagen

 door de grote hoeveelheid die Nooteboom heeft gepubliceerd en de diversiteit van zijn oeuvre: romans, poëziebundels, reisverhalen, beschouwingen,… Nooteboom is van veel markten thuis.
  Wat het oog je vertelt. Kijken als avontuur vormt het tweede deel in een tweeluik waarin de kunsten op avontuurlijke wijze worden benaderd. In het eerste deel, De schrijver als hoofdpersoon. Lezen als avontuur (2015), vormt Nooteboom de ervaren gids die aan de hand van essays zijn ideeën over literatuur en schrijvers brengt. In Wat het oog je vertelt. Kijken als avontuur haalt hij in beschouwingen en een selecte keuze eigen gedichten de beeldende kunsten en zijn visies erop voor het voetlicht.
 
Avontuurlijk lezen en kijken kan op twee wijzen worden geïnterpreteerd. Nooteboom biedt het lezerspubliek de geschikte instrumenten aan om de eigen grenzen te verleggen en in contact te komen met teksten en beelden die het voorheen niet kende. Tegelijkertijd zet hij ook zijn persoonlijke uiteenlopende lees- en kijkervaringen om in treffende bewoordingen.
 
De inleiding bij Wat het oog je vertelt mag programmatisch worden genoemd. Nooteboom houdt een scherpzinnig pleidooi om ervoor te waken dat cultuur in deze ogenschijnlijke open en steeds beter geïnformeerde maatschappij niet helemaal naar de achtergrond wordt geschoven: 
 
‘We hebben er in de laatste vijftig jaar allerlei werelden bij gekregen terwijl we onze eigen wereld langzaam aan het verliezen zijn. Tegen wat erbij komt heb ik nooit bezwaar gehad, hoe meer wereld hoe liever. Wat er al dan niet geluidloos verdwijnt, en met hulp van wie, daar gaat het over.’
 
Nooteboom ziet de ‘ontkunsting van de maatschappij’ met lede ogen aan, maar versaagt in het behartigen van een bredere algemene cultuurkennis gelukkig niet:
 
‘In de turbulente wereld waarin ik geleefd heb, oorlog, Koude Oorlog, atoomdreiging, dekolonisatie, is er altijd een constante geweest, de erfenis van mijn gymnasiumjaren, de verhalen die mijn leven hebben begeleid. Dat dat voor de meeste van mijn tijdgenoten niet geldt, weet ik en begrijp ik. Als ik zeg dat hun leven door die erfenis verrijkt zou worden zijn het woorden in de wind. Maar dan heb ik ze tenminste gezegd.’
 
Meer nog dan een pleidooi voor de cultuur vormt Wat het oog je vertelt een ode aan de kunstenaars die alle mogelijke vormen van kunst weten te realiseren. Het boek is opgedeeld in vijf delen, waarin telkens essays of korte beschouwingen gerelateerd aan een bepaalde kunst zijn opgenomen. Het eerste deel is vrij uitgebreid en aan de schilderkunst gewijd. In het tweede, iets kortere gedeelte staan de film en de fotografie centraal. In het derde gedeelte is onder de noemer van een caleidoscopie een reeks teksten over een allegaartje aan kunstthema’s ondergebracht. Het vierde deel omvat vier gedichten van Nooteboom, waarin schilderijen zelf een inkijk geven in hun diepste gevoelens ten opzichte van de wereld buiten hen. Het vijfde deel bestaat tot slot uit twee bijdragen over de architectuur.
 
Wat het oog je vertelt dient zuinig en met enige schroom te worden gelezen. Lees vooral het boek niet in één ruk uit, maar laat het toeval beslissen op welke pagina het boek zich opent. Laat je vervolgens als lezer overweldigen door de illustraties die Nooteboom heeft uitgekozen en nog meer door de weelderige ideeënwereld die hij er rond heeft gesponnen. Meer dan wie ook weet Nooteboom als ware woordenkunstenaar in een paar uitgepuurde penstreken zijn lezer diep te raken. De volgende zinnen heb ik alvast overgenomen, om er zelf nog dikwijls over na te kunnen denken:
 
‘Wat doen mensen om zich tussen al dit geweld in stand te houden? Kleine spelletjes. Dingen die nauwelijks iets betekenen, waar geen woorden aan te pas komen, dingen die weer zullen vervluchtigen, maar die even, een paar dagen lang, een kleine structuur in de dag of de nacht aangebracht hebben die het bestaan enigszins schraagt.’

Amsterdam : De Bezige Bij 2016, 640 p. ISBN 9789023498131
 

© 2024 | MappaLibri