Van licht en donker

Meanderende filmcollages

In het historische pand aan de Willem II Straat 29 in Tilburg is sinds 1916 een bioscoop gevestigd. In al die jaren kreeg het filmhuis namen als ‘Nieuwe Bioscoop’, ‘Willem II-theater’, ‘Cinema Royal’, ‘Ambassade’ en ‘Camera’. Vanaf 1982 werd dat ‘Cinecitta’, naar de beroemde filmstudio’s in Rome. In 2016 was het precies honderd jaar geleden dat in de grote zaal van de ‘Cinecitta’ voor het eerst een film werd vertoond, namelijk Salambò (1914) van Domenico Gaido, een verfilming van Flauberts klassieker. Om deze heugelijke vertoning te herdenken, schreven A.H.J. Dautzenberg en Diederik Stapel — sinds jaar en dag twee van de gretigste bezoekers van het filmtheater — een jaar lang wekelijks en om beurten een betoog over film en cinema op de blog van ‘Cinecitta’. Deze ‘impressies, interpretaties en autobiografische schetsen, afgewisseld met bijzondere bespiegelingen op de filmgeschiedenis’ zijn nu gebundeld onder de titel Van licht en donker. Maartje Wortel schreef een enthousiasmerend voorwoord.
 
Van licht en donker bevat vijftig essays van elk ongeveer vijftienhonderd woorden. Elke beschouwing is ondertekend met ‘A.’ of ‘d.’, naargelang Anton dan wel Diederik zich buigt over een welbepaald thema. Dautzenberg bijt de spits af met een stuk over regisseurs en hun fetisjacteurs (‘Een symbiotisch verbond’). Stapel pikt hier vervolgens op in, weidt even uit over filmmakers en hun muzen om het dan te hebben over adolescenten- en coming of age-films (‘Laat me nooit los’). Waarop Dautzenberg dan weer zijn volgend essay start met een korte bespiegeling over tienerfilms, om te eindigen met een standpunt over de Hitler-figuur in films (‘Slapstick als schaamlap’). Volgens dit intuïtief estafettesysteem — waar allerlei films, acteurs, regisseurs en thema’s nieuwe inzichten triggeren en oproepen — waaiert het gehele boek uit tot een breed spectrum van de populaire filmgeschiedenis.  
 
De laatste twee essays (‘Buddy’s’ en ‘Buddy Bartleby’) hebben onafscheidelijke duo’s als onderwerp, zoals daar zijn Laurel & Hardy, Don Camillo & Peppone of Bonnie & Clyde. De verleiding is natuurlijk  groot om in Dautzenberg en Stapel een dergelijk ‘dynamic duo’ te zien. In hun eerdere samenwerking, de ‘bevrijdingsroman in brieven’ De Fictiefabriek (2014), gaven de bevriende auteurs al uitbundig blijk van hun gedeelde voorliefde voor film. In tientallen treffende epistels verkenden ze de kracht van fictie, vonden steun bij elkaar én de verbeelding. Hun cinefilie bleek meer dan eens een verbindende factor. Wat die ‘bevrijding’ betreft: er hangt een aureool van controverse rond beide auteurs. De twee vrienden bevinden zich onvrijwillig aan de zelfkant van de literaire goegemeente en krijgen regelmatig de wind van voren.
  
De econoom Dautzenberg (Heerlen, 1967) debuteerde in 2010 met de verhalenbundel Vogels met zwarte poten kun je niet vreten. Hij  schreef in zeven jaar tijd bijna vijftien boeken. Romans, verhalen, essays, gedichten en toneel. Eind 2016 verscheen nog de experimentele roman De dag dat de gieren buigen. P.F. Thomèse noemde elk boek van de Limburger ‘een baksteen door de glanzende etalageruit van de Nederlandse winkel vol tevredenheid’. Verguisd en geprezen, beschimpt en bejubeld, elke nieuwe Dautzenberg doet hoe dan ook stof opwaaien. Dat heeft veel te maken met zijn extra-literaire interventies, die hem niet altijd in dank worden afgenomen. Zo publiceerde hij een luxueus glossy magazine om armoede te bestrijden, doneerde naar eigen zeggen een nier aan een onbekende en werd lid van de vereniging ‘Martijn’ om de heksenjacht op pedofielen aan te klagen. De psycholoog Stapel (Oegstgeest, 1966) staat dan weer bekend als de ‘fraudeprofessor’. In 2011 kwam er een abrupt einde aan zijn wetenschappelijke carrière, toen bleek dat hij onderzoeksresultaten had uitgevonden. Over dit debacle schreef hij het controversiële boek Ontsporing. In 2016 publiceerde hij Zuchten, een door merg en been gaand relaas van zijn depressie.

Wortel noemt Dautzenberg en Stapel in haar voorwoord ‘kenners, kijkers en al dan niet bewuste meesterontregelaars’. In deze essayverzameling laten ze zien ‘dat de verbeelding alle kanten op mag, of misschien wel móét zwiepen’. Volgens haar scheppen de auteurs een kader door over film te schrijven ‘maar laten binnen dat kader alle regels los, zodat er nieuwe beelden uit oude beelden kunnen ontstaan.’ Beide auteurs zijn begenadigde vertellers en ook op stilistisch vlak zijn ze aan elkaar gewaagd, maar het grootste manco van de bundeling is precies het gebrek aan dat ‘nieuwe’ of ‘vernieuwende’. Dautzenberg en Stapel doen hun uiterste best om zoveel mogelijk informatie te delen, maar helaas komt dit meer dan eens fatterig en belerend over. Het blijft allemaal te beperkt tot zoutloze wiki-weetjes. De onvoorwaardelijke liefde die de auteurs onmiskenbaar hebben voor het medium verdwijnt jammer genoeg meer dan eens op de achtergrond. Veel films kijken of het etaleren van kennis is nog een ander paar mouwen dan er aanhoudend boeiend over schrijven. Het citaat van Werner Herzog dat als motto fungeert, spreekt in dat opzicht boekdelen: ‘If you truly love film, I think the healthiest thing to do is not read books on the subject.’ Misschien geldt hetzelfde voor het schrijven van filmboeken?  Van licht en donker smaakt te veel naar bandwerk en broodschrijverij.  
 
De ware cinefiel blijft met dit boek op zijn honger zitten. Elke andere lezer krijgt een resem feiten en weetjes voorgeschoteld, gelardeerd met een persoonlijk verhaal. Maar daar blijft het dan ook bij. Toen ik Dautzenberg in 2015 interviewde naar aanleiding van Wie zoet is hadden we het achteraf beschouwd meer over film dan over zijn jongste roman. Hij sprak ronduit over de films die hij recent had gezien en over zijn routine om in zijn ‘privé-woonkamerbioscoop’ zijn dagelijkse dosis film tot zich te nemen. Dautzenberg en Stapel ademen film, en hun kennis is ontzagwekkend, maar die intense hartstocht uit het interview is niet doorlopend terug te vinden in Van licht en donker. Dat is vreemd, want de romans van Dautzenberg en de bekentenisboeken van Stapel teren op een soortgelijke heftigheid en passie. Het is net die bevlogenheid die te vaak ontbreekt in Van licht en donker. De zeldzame keren dat de passie aarzelend dagzoomt, zijn de manifeste hoogtepunten van het boek.  
 
Amsterdam : Jurgen Maas 2017,  327 p., 16 ill,, met een voorwoord van Maartje Wortel. ISBN 9789491921353. Distributie: EPO

© 2024 | MappaLibri