Sidonie-Gabrielle Claudine Colette (1873-1954) schrok er niet voor
terug om de Parijse beau monde te choqueren. Een grote bron van ophef was de
rist minnaars en minnaressen die ze eropna hield naast en tussen haar drie
huwelijken. Nogal wat commotie was er ook toen ze haar nog prille literaire
reputatie in 1906 op het spel zette door te kiezen voor een carrière op de
planken. Een regelrecht schandaal volgde er op een kusscène met haar toenmalige
geliefde Missy in een mimestuk in de Moulin Rouge.
De provocerende beroemdheid
heeft echter ook een introverte kant. Ze trekt zich graag alleen terug en voelt
een sterke verbondenheid met alles wat groeit en bloeit, wat ruimschoots blijkt
uit de teksten die Kiki Coumans voor Privé-domein heeft geselecteerd, (her)vertaald
en voorzien van een inleiding en een reeks mooie foto’s.
‘Hoe
zalig was het om geen literaire roeping te hebben! Mijn kindertijd en mijn
vrije, eenzelvige adolescentie, beide gevrijwaard van de zorg om me uit te
willen drukken […]’, aldus Colette. En toch is haar leven voorbijgegaan met
schrijven. Ze had namelijk geen vak geleerd, maar wilde wel haar eigen boontjes
doppen. Op aansturen van haar eerste echtgenoot tekende ze haar
jeugdherinneringen op. Met die verhalen over het vrijgevochten pubermeisje
Claudine schoot haar schrijverscarrière meteen uit de startblokken.
Naast proza schreef
ze doorlopend artikelen, columns en recensies. Daarbij ging ze net als in haar
romans van haar eigen waarneming uit. De selectie die uit haar journalistieke
werk is gemaakt voor De eerste keer dat ik mijn hoed verloor, opent met het
leven van alledag in en rond haar geboortehuis met de paradijselijke tuin in
het dorp Saint-Sauveur in de Bourgogne. Eenzelfde ongeregelde sfeer ademt
Colettes buitenverblijf met de aan zee grenzende wijngaard net buiten
Saint-Tropez. Neem nu de licht rossige veldslang die er in een mand vol uien
mee binnenkwam. Tot tweemaal toe werd het gezelschap minnende dier met het
fijne kopje naar de tuin verbannen, maar telkens veroverde het weer de keuken,
waar het uiteindelijk met instemming van Colettes kokkin mocht blijven.
Passeren nog de
revue: het moederschap; twee wereldoorlogen; het toeren als variétéartieste;
Colettes reizen naar Marokko, Algerije en New York in de jaren twintig en
dertig; haar liefde voor katten; het Palais-Royal in hartje Parijs, waar ze
jarenlang op een entresol woonde, maar van 1938 tot haar dood in 1954 een
appartement had dat uitkeek op de tuin, een rond bassin met pluimen van stuifwater
en knokige, gesnoeide olmen.
‘Kijk!’, hoorde Colette als kind ontelbare keren uit haar
moeders mond. De aanleiding kon een harige rups in de tuin zijn, de knop van
een zwarte iris die net openging of de kleur van de hemel bij naderend
stormweer. Met eenzelfde gretigheid geeft Colette haar ogen de kost. Haar
gulzige blik zuigt je van het ene verhaal mee in het andere. Stuk voor stuk
zijn het juweeltjes van observatie, explosies van kleuren, geuren
en smaken. De schrijfster heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat ze
autobiografische elementen vervormde in functie van de stilistische kwaliteiten
van haar werk. Toch suggereren deze teksten een grote openhartigheid, want in
elk zien en inzoomen schuilt er tenslotte een persoonlijke interpretatie van de
feiten.
Door
hun aanhoudende, zinnelijke intensiteit zijn deze gebundelde impressies en
ervaringen bij momenten behoorlijk overweldigend. Maar wees gerust, af en toe
gunt Colette je een adempauze onder een van haar zuiderse luchten die zwaar
zijn van de geur van blauweregen of mimosa.
Colette: De eerste keer dat ik
mijn hoed verloor. Zelfportret in verhalen. Privé-domein Nr 291, De Arbeiderspers,
Amsterdam 2017, 359 p., ISBN 9789029511193. Vertaling uit het Frans door Kiki
Coumans. Distributie: L&M Books
© 2024 | MappaLibri