Walk Through Walls. Een memoir

Tijdens The Artist Is Present, haar drie maanden durende overzichtstentoonstelling in Het MoMA in New York in 2010, vatte Marina Abramović (Belgrado, 1946) alle dagen tijdens de openingsuren post in het atrium van het museum. Ze maakte oogcontact met de bezoekers die een voor een tegenover haar kwamen zitten, maar voorts verroerde ze zich niet. Meer dan duizend mensen ervoeren tegenover de peetmoeder van de performancekunst wat het wederzijdse staren met hen deed.
 
Telepathisch contact is een terugkerend aspect in het werk van de excentrieke kunstenares van Servische afkomst. Ze kwam ermee in aanraking toen ze begin jaren tachtig samen met haar partner, de Duitse kunstenaar Ulay (voluit Frank Uwe Laysiepen, 1943), bij een Aboriginal-stam verbleef. ‘Puur goud’ noemt ze die periode naar inspiratie toe. Het wringt dan ook dat er iets neerbuigends in haar toon sluipt, wanneer ze zich uitspreekt over de cultuur van de oorspronkelijke inwoners van Australië.
 
Het was ook daar in de woestijn dat Abramović en Ulay besloten om elk van een kant de Chinese Muur af te gaan lopen, elkaar halverwege te ontmoeten en op die plek te trouwen. Maar toen ze acht jaar later, in 1988, alle obstakels uit de weg hadden geruimd om deze performance te realiseren, lag hun relatie aan diggelen: na drie maanden stappen bezegelden de ex-geliefden met een handdruk hun scheiding.
 
Marina Abramović bracht haar memoir Walk Through Walls (2016) uit in het jaar dat ze zeventig werd. Haar verhaal kwam tot stand met de hulp van auteur en biograaf James Kaplan en begint met haar kindertijd in het naoorlogse Joegoslavië. Saai en grauw noemt ze haar geboorteland. Er was een eeuwig tekort aan alles, maar niettemin had ze er in materieel opzicht best een riante jeugd dankzij de hoge functies die haar ouders bekleedden in de communistische partij.
 
Toen ze aan de zijde van Tito tegen de nazi’s vochten, hadden haar ouders elkaar het leven gered, maar eenmaal getrouwd lustten ze mekaar rauw. Door haar moeder werd Marina Abramović met harde hand opgevoed. Van haar heeft de kunstenares ook de Spartaanse vastberadenheid waarmee je ‘door muren heen loopt’. Haar moeders gebrek aan liefdevolle aandacht komt doorheen dit memoir telkens weer naar boven.

In 1970 studeerde Marina Abramović af aan de Academie voor Schone Kunsten in Belgrado, maar toen al wist ze dat schilderen haar als uitdrukkingsmiddel te beperkt was. Ze wilde het leven zelf in haar kunst betrekken en kwam uit bij opvoeringen waarin ze fysieke en mentale pijn allerminst schuwt. Na haar eerste echte performance in 1973, een steekspel met messen waar het nodige bloed aan te pas kwam, concludeerde ze: ‘Ik had absolute vrijheid ervaren – ik had gevoeld dat mijn lichaam geen grenzen had, geen limiet; dat pijn er niet toe deed, dat niets ertoe deed – en dat bracht me in een roes. Ik was dronken van de overweldigende energie die ik terugkreeg. Op dat moment wist ik dat ik mijn medium gevonden had’.
 
Haar verhaal is grotendeels chronologisch rond haar werk gestructureerd, heel direct geschreven en rijkelijk gestoffeerd met foto’s. Net als in haar performances wordt Marina Abramović er niet in gehinderd door schroom. Ze vertelt helder, onderhoudend, soms grappig, soms ook enigszins jankerig. Ze is onmiskenbaar een vrouw van uitersten. Ze wordt gedreven door een intrigerende mengeling van communistische discipline en spiritualiteit. Tegenover de innerlijke rust en de zuiverheid die ze zoekt in meditatie, staat haar exhibitionistische kant. In haar werk ziet ze pijn als een muur om doorheen te lopen, emotioneel gezien is ze geregeld een wrak dat verlichting zoekt bij helderzienden en sjamanen.
 
Marina Abramović: Walk Through Walls. Een memoir. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2016, 383 p. ISBN 9789038801957. Distributie: L&m Books


© 2024 | MappaLibri