‘De afgelopen maanden had het
grote, macabere feest een pathetische wending genomen. De oorlog was verloren
en de Duitsers deden alsof precies het omgekeerde het geval was. Volstrekt belachelijk,
deze Operatie Greif: een paar arme sloebers
die net uit de buik van hun moeder kwamen, die Engels brulden als een boer uit
Schwaben, en bij het spelen voor zoon van Uncle Sam even overtuigend waren als
Goebbels die ging tapdansen.’
Het
zijn de bedenkingen van de 35-jarige Mathias, een van de, als Amerikaans
soldaat verklede infiltranten die, op initiatief van veiligheidschef Otto
Skorzeny, tijdens het Ardennenoffensief verwarring moeten zaaien onder de
vijand. Even voordien heeft diezelfde
Mathias, zonder goed te begrijpen waarom, zijn SS-collega Hans neergeschoten in
plaats van het zevenjarige joodse meisje te executeren dat hen door bange
dorpelingen was toevertrouwd, in de waan dat ze Yankees waren. En nu zit hij in
een afgelegen blokhut met dat rare en eigenzinnige kind, Renée, dat hem
blijkbaar alle vertrouwen heeft geschonken en hem bovendien wil verstrooien met
het verhaal van De Vier Heemskinderen. Het is half december 1944 en het
contraoffensief zal, tijdens een van de koudste winters ooit, nog tot begin
maart duren.
Omdat ze daar niet kunnen
blijven trekt het merkwaardige stel verder en belandt op een boerderij waar ze, als zogezegd Amerikaans soldaat die uitstekend Engels en
Frans spreekt en die een joods meisje heeft gered, door de familie, ondanks hun
peilloze angst voor de Duitsers redelijk goed worden opgevangen. De problemen
melden zich al snel wanneer eerst een peloton verloren gelopen en wantrouwige
Amerikanen opdaagt, later gevolgd door een brutaal
Duits commando zich dat klaarmaakt om Mathias en Renée
te executeren.
Mathias,
die kort voor de oorlog enkele jaren als pelsjager in James Bay, het
jachtgebied van de Cree-indianen, heeft doorgebracht is echter van vele
heldenmarkten thuis, wat nodig blijkt om aan deze tot avonturenverhaal
gepromoveerde roman een min of meer positief einde te breien.
Ondanks het feit dat dit boek - eigenlijk de uitgeschreven versie
van een oorspronkelijk filmscenario, en dus weldra ook een film -, fel bejubeld
en veel gelauwerd werd, heb ik mijn vragen bij deze vertelling die steeds
ongeloofwaardiger wordt. Natuurlijk heeft het verhaal van de aparte en ronduit
onbegrijpelijke verhouding tussen een kille Duitse moordmachine en het door God
en mens verlaten joods meisje alles om de lezer te ontroeren. Toch blijf je
zitten met het gevoel dat de sobere en meer diepgaande aanpak waar het boek mee
start, al te snel geofferd wordt op het altaar van spektakel en overbodig
geweld.
Het toevoegen van overdadige
geschiedkundige informatie die de uitbreiding van scenario naar roman wellicht
vereiste - goed voor een Historia-prijs overigens - is niet echt organisch
ingebed en soms ook uitleggerig. Het heeft ook stilistische gevolgen, zodat de
toon nogal eens, en soms onverwacht wijzigt van nonchalant naar pathetisch, van
hyperrealistisch naar sentimenteel. Dat belet niet dat het boek, met soms karaktervolle tekeningen van
de personages, pakkende dialogen en een gedocumenteerde beschrijving van de
gebeurtenissen, alle kwaliteiten bezit om een bestseller te worden ; en in de
slipstream ervan ook een kaskraker als film.
‘Wat ze met hem heeft gehad is
genoeg om haar hele leven te onthouden, maar veel te karig voor het verlangen
dat ze naar hem heeft, een verlangen dat zelfs in een lang leven, gelooft ze,
niet volledig zou worden bevredigd.’
Emmanuelle
Pirotte: Vandaag leven we nog, Cargo Amsterdam 2017, 207 p. ISBN 9789023466901. Vert. van Today we live door
Reintje Ghoos en Jan Pieter Van der Sterre. Distributie: WPG Uitgevers
© 2024 | MappaLibri