Rodica en Dodica

Meester van alle leeftijden
 
3+ - De jonge uitgeverij Larrios pakt opnieuw uit met werk van Paul Verrept. Rodica en Dodica bevat behalve ‘Marc’, ‘Sjimpansee’ en ‘Slaap’, drie gedichten van Paul Van Ostaijen die Verrept eerder illustreerde voor aparte uitgaven (bij Clavis), een nieuwe Van Ostaijen-interpretatie van Verrept. Verrept weegt de teksten nauwgezet af en creëert met zijn prenten intrigerende pagina’s, waar lezen en kijken elkaar beïnvloeden en waar uiterste eenvoud aanspraak maakt op diepgaande lectuur.
 
In Rodica en Dodica kiest Verrept voor geschilderde figuren, heel eenvoudig, haast basaal van vorm. De compositie is doordacht, zonder gezocht aan te doen: bij het eerste vers van ‘Marc’, ‘Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem’, zwemt de vis al in de vaas, het ventje fietst op de rand van de vaas, de bloem is als een wuivende hand. Bij het volgende vers visualiseert Verrept de klanken van Van Ostaijen, ‘ploem ploem’, erg concreet. De kelk van de bloem staat in de focus en daarboven laat hij twee druppels, een rode en een blauwe, van een penseel vallen. Dan verschuift het perspectief naar de stoel naast de tafel en valt het ventje van de rand van de vaas. De rand van de ronde tafel, waar nu ook het brood zichtbaar op wordt, vormt als in een steeds groter wordend spel van cirkels, het nieuwe circuit van het ventje met de fiets.
 
Verrept kiest voor een speelse en soms ook een wat griezelige opeenvolging van de prenten. Het beeld van een montere Marc, de kinderlijke onschuld met het ronde hoofd en het kuifje, wordt gevolgd door een onverwachte close-up van de vis met een ringetje (van de hengel van het visserke-vis) door zijn bek. Nagenoeg dezelfde prent krijgen we op de volgende bladzijde nog eens te zien, al heeft de toehappende vis dan al de oogjes dicht. Het zorgt voor een betrekkelijk shockeffect, dat met een brede glimlach geaccepteerd wordt, maar waar ook een beetje wrangheid in schuilt. Bij ‘dag klein visselijn mijn’ gaat de deur naar buiten ten slotte open, het licht valt binnen, de zon staat hoog, de weg ligt er uitnodigend bij om de nieuwe dag te verkennen. Een herinnering aan de vergane vis en het ochtendlijke tafereel blijft achter in de vorm van een verwelkte bloem, die in een vaas zonder water het kopje laat hangen.
 
Water vormt ook een motief in de prenten bij ‘Berceuse presque nègre’. De sjimpansee die niet wil meedoen, krijgt hier een gezicht: een pruilende aap met een lege fles. ‘De sjimpansee is ziek van de zee’, luidt het, en de aap met de lege fles gaat in een hoek zitten huilen. Eenzaam roeit hij vervolgens op zee naar de horizon, de fles dobbert halfvol op de golven tot de aap uit het zicht verdwijnt. De illustraties roepen hier bijzonder veel op: eenzaamheid, verlangen, oneindigheid en wanhoop. De aap lijkt vastbesloten niet meer terug te keren, en als de hemel paarsoranje kleurt, bevindt hij zich nog steeds in open zee. De band tussen tekst en illustraties is hier veel vrijer dan in ‘Marc’. Moeilijk te interpreteren is hier ook het slotbeeld van een zeilboot in een fles. De illustraties in ‘Slaap’ daarentegen bieden een letterlijke neerslag van Van Ostaijens ‘Berceuse nr. 2’. ‘Slaap als een reus’: Verrept beeldt een slapende reus af; ‘slaap als een roos’: er ligt een roos in bed; ‘slaap als een reus van een roos’: er ligt een reusachtige roos in bed. Ze leiden tot het beeld van een jongeman met een roos en koekjesdoos (‘reuzeke rozeke zoetekoeksdozeke’). Op de prent staat een jongen te geeuwen in het deurtje in de doos, die vervolgens gelukzalig glimlachend ligt te slapen (‘ik slaap’). De prenten brengen hier een vrij to the point verhaal voor het slapengaan.
 
Op de titelbladzijde van het laatste gedicht, ‘Rodica en Dodica’, schreit de ooievaar, waarna Siamese tweelingzusjes, als glimlachende, verbonden engeltjes afgebeeld de wereld ingetrokken worden door een vroedvrouw.  
 
‘Rodica en Dodica waren aan elkaar gebonden
zo heeft de vroedvrouw ze gevonden
Rodica en Dodica
de ooievaar speelt trekharmonica’.
 
De trekharmonica van Van Ostaijen inspireert Verrept tot een beeld waarop de nu beteuterde meisjes vastgepind zijn op een accordeon (‘Op de trekharmonika / schilderde de schilder Rodica en Dodica’). Er is nu meer afstand tussen hen, hun gemeenschappelijke armpje is over de plooien van het instrument gespannen. De achtergrond is wit, alle aandacht wordt op dit beeld gevestigd. De meisjes zijn maximaal van elkaar verwijderd, hun verbondenheid met het instrument wordt geaccentueerd door de rij knopen op hun jurk, die eruitzien als de toetsen van de accordeon. Als Dodica in de volgende prent volgens het lied van de accordeonist een vrijer liefheeft, heeft de ene helft van de tweeling een volwassen gezicht en volle lippen, en ze strekt zich uit naar een man. Haar lichaam blijft echter hetzelfde: even klein en kinderlijk als daarvoor. Dodica maakt een neerwaartse beweging, reikt met gesloten ogen de diepte in en trekt zo haar zusje mee in een neerwaartse spiraal. Ze bereikt de terugwijkende man niet. Haar pogingen om zich los te scheuren, worden haar fataal, want op de volgende prent rukt de accordeonist, als het kwade meesterbrein met een grote grijns de meisjes uit elkaar. De accordeon breekt: ‘met een lange ruk is het liedje uit op de trekharmonika’.
 
Verrept vertaalt de verzen steeds in één doelgericht beeld. Hij wikt en weegt Van Ostaijens woorden, vertaalt de muzikaliteit van het gedicht in beelden, experimenteert met compositie, verrast met sequenties en kiest voor een eenvoud waaronder vaak meerdere betekenislagen schuilgaan. Voor kinderen vanaf vijf à zes jaar, kun je zeggen; de eenvoud van het beeld laat het toe, de klank en ritmiek van de gedichten lenen zich tot geanimeerd voorlezen. Maar deze tekst-beeldcombinatie is ook goed voor een uitgebreide en intensieve lectuur. De leeftijdloze uitvoering van deze Larrios-heruitgave is in die zin beslist passend.
 
Paul Verrept: Rodica en Dodica, Larrios, Berchem 2011, 68 p. ill. ISBN 9789064458255. Distributie: EPO
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2011


© 2024 | MappaLibri